Liauckama is de naam van een edel Friesch geslacht. Van de leden noemen wij:
Eelcko en Sicke van Liauckama, twee neven. Deze trokken in 1096 met andere Friesche edelen naar het Heilige Land, om Jerusalem te veroveren. Sicke sneuvelde weldra voor Nicéa, maar Eelcko werd om zijne uitstekende dapperheid tot bevelhebber van 3000 krijgsknechten en later tot gouverneur van Nicéa benoemd. Niettemin woonde hij de belegering van Jerusalem bij, ontving bij de inneming dier stad zware wonden en keerde naar zijn vaderland terug. In 1109 trok hij met Feycke Botnia, Godfried Roorda en Watze Herema nogmaals naar Palaestina, doch overleed te Joppe en werd te Jerusalem ter aarde besteld.
Eelcko van Liauckama van Sexbierum, van 1328 tot 1332 abt van Lidlum, een klooster onder Tjummarum. Hij begaf zich naar een uithof van dat klooster bij Boxum, ter Poorten genaamd, om de monniken wegens hunne ergerlijke levenswijs te onderhouden, doch hij werd des nachts op eene wreedaardige wijze door hen vermoord. Later is hij heilig verklaard, en een geschilderd, maar zwaar beschadigd, portret van dezen abt is in het bezit van het Friesch Genootschap.
Schelle van Liauckama, in 1494 tot één der 24 mederegters van den nieuw-gekozen potestaat Jan Hettes van Dekama benoemd. Hij behaalde in dat jaar met het leger der Schieringers de overwinning bij Bolsward, en werd in plaats van Bocko van Harinxma hoveling te Sneek, alsmede grietman van Wymbritseradeel. In 1498 werd zijne sterke stins te Sexbierum door vreemde krijgsknechten ingenomen, en in 1499 ontving hij met andere gecommitteerden hertog Albrecht van Saksen en diens zoon Hendrik als erfgouverneur en potestaat van Friesland. Hij werd daarna lid van den raad van Franeker, nam deel aan den togt naar Bergum en overleed omstreeks het jaar 1503.
Schelto van Liauckama, één van Frieslands afgevaardigden tot het afleggen van den huldigings-eed aan Philips II. In 1574 behoorde hij tot de 8 edellieden, door Robbles belast met het regelen der nieuwe schatting tot onderhoud der Spaansche bezetting. Als Spaanschgezinde moest hij den weg nemen naar Oldenzaal en overleed aldaar in 1573 of volgens anderen in 1582 — Zijn zoon Georgius, geboren omstreeks 1557, woonde in 1621 op Liauckama-State en overleed den 24sten Augustus 1642 zonder mannelijke nakomelingen na te laten.