Leónidas, koning van Sparta, beklom na den dood van zijn vader Anaxándrides in het jaar 491 vóór Chr. den troon en verkreeg, toen Xerxes, koning van Perzië, Griekenland met eene ontzettende krijgsmagt bedreigde, het opperbevel over 300 Spartanen en 6000 man hulptroepen, die hij in 480 vóór Chr. naar Thermopylae bragt en zulk eene voordeelige positie in deze bergengten deed innemen, dat de Perzen hem door het verleidelijk aanbod der heerschappij over geheel Griekenland zochten om te koopen.
Toen dit vruchteloos bleek te wezen, zond Xerxes een heraut tot de Grieken met den eisch, dat zij de wapens zouden nederleggen, Waarop Leónidas ten antwoord gaf: „Hij kome ze halen!” Tot driemaal toe poogden de Perzen door de bergpassen te dringen, en even zoo vaak werden zij afgeslagen. Nu bragt een Grieksche verrader, Ephialtes genaamd, eene keurbende van 10.000 Perzen langs een geheimen weg over het gebergte. Die keurbende viel onverwachts de Spartanen in den rug, doch deze 300 dapperen met 700 Thespiërs en 400 Thebanen verweerden zich totdat het slagveld met hunne lijken was bedekt.