Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Lee

betekenis & definitie

Lee. Onder dezen naam vermelden wij:

Sophia en Barnet Lee, twee Engelsche schrijfsters en dochters van een tooneelspeler van Covent Garden. Eerstgemelde, geboren te Londen in 1750, leverde in 1780 het blijspel: „The chapter of accidents”, dat in den Haymarketschouwburg grooten bijval vond en haar zooveel opleverde, dat zij met Barnet (geboren in 1756) te Bath eene meisjesschool kon openen. Hier schreef zij: „The recess, or a tale of other days (1784)”. Minder gunstig werd haar treurspel: „Almeyda, queen of Grenada (1796)” ontvangen. Grooten roem behaalden daarentegen de beide zusters door hare: „Canterbury tales (1797—1805, 5 dln)”, welke ook nu nog met genoegen gelezen worden.

De meeste dezer verhalen zijn afkomstig van Harriet, — onder anderen ook: „Kruitzner or the German’s tale (1823)”, waarnaar Byron zijn treurspel „Werner” vervaardigd heeft. In 1803 liet Sophia hare school varen en vestigde zich te Clifton, waar zij den 13den Maart 1824 overleed. Harriet schreef, behalve de „Canterbury tales”, 2 romans: „The errors of innocence (1786, 5 dln)” en „Clara Lennox (1796)”, — voorts het blijspel: „The new peerage (1787), en de drama’s: „The mysterious marriage (1798)”, en „The three strangers (1835)”. Zij verkeerde op vriendschappelijken voet met Siddons, John Kemble en andere uitstekende tooneelkunstenaars, overleefde hen allen, en overleed den lsten Augustus 1851.

Samuël Lee, een verdienstelijk beoefenaar der Oostersche talen. Hij werd geboren den 14den Mei 1783 te Longnor in het Engelsche graafschap Salop, kwam in de leer bij een timmerman en zocht zijn kennisdorst te bevredigen door alle boeken te lezen, welke hij magtig kon worden. Met groote moeite verschafte hij zich voorts de kennis der oude en nieuwe talen. Toevallig werden zijne rustelooze pogingen, om zijne kennis uit te breiden, opgemerkt door een rijken begunstiger, die hem de gelegenheid verschafte om te Cambridge te studéren. Hier wijdde hij zich met zooveel ijver aan de kennis der Oostersche talen, dat hem in 1819 een professoraat in het Arabisch werd opgedragen.

Later verkreeg bij het voordeelig ambt van canonicus te Bristol, en in 1833 zag hij zich benoemd tot hoogleeraar in het Hebreeuwsch. De universiteit te Halle schonk hem in 1822 eershalve den graad van doctor in de godgeleerdheid, en hij overleed den 16den December 1852 te Barlay in Herefortshire. Zijn: „Grammar of the Hebrew language (2de druk 1835)” onderscheidde zich door volledigheid en degelijkheid, en hij leverde voorts eene vertaling van het boek „Hiob, (1837, 3 dln)” met een uitvoerigen commentaar, — alsook een: „Hebraic, Chaldaie and English lexicon (1840)”,— en vertaalde de reizen van Ibn-Batoeta uit het Arabisch. Voorts bezorgde hij uitgaven van het Syrische Oude en Nieuwe Testament, alsmede van den Bijbel in hedendaagsche Oostersche talen enz.

Abraham van Lee, een Nederlandsch letterkundige. Hij werd geboren te Amsterdam den 31sten December 1805, was eerst redacteur van: „Nederland” en van het „Amsterdamsche Handels- en Effectenblad” en ten slotte secretaris van den stadsschouwburg te Amsterdam, alwaar hij den 7den December 1869 overleed, Hij schreef: „Hartelijk woord aan al mijne mede-Israëlieten (1841)”, — „De stemmen der oudste geloofwaardigste Rabbijnen, door Aniam ben Schemida (1842)”, — „Daguerrotypen of groepen en beelden (1843) ’’, — „Iets over volksverbetering en verbetering van volkswelvaart (1843)”, — „Biographisch, historisch en wijsgeerig woordenboek voor vrijmetselaren (1844, 3 dln)”, — „Zakboekje voor vrijmetselaren (1844)”, — „Beredeneerde geschiedenis der Nederlandsche schilder-, houtsnij- en graveerkunst door George Rathgeber (1843)”, — „Over de uitsluiting der Israëlieten door de Loges arbeidende onder de drie groote Loges te Berlijn (1845)”, — „Zonneglans en nevel uit het leven van een student. Een verhaal uit het werkelijke leven (1856, onder den pseudoniem Lenau)'’, — en een groot aantal brochures.

Robert Edmond Lee, de uitstekendste generaal der Zuidelijken in den Amerikaanschen burgeroorlog en een man van het edelst karakter. Hij werd geboren in Virginia in 1808 en was de zoon van den vermaarden kavallerie-generaal Henry Lee, een gunsteling van Washington. Nadat Robert Edmond de militaire school te Westpoint bezocht had, werd hij in 1829 officier en in 1838 kapitein. Bij den aanvang van den oorlog in Mexico diende hij als chef van den generalen staf van generaal Wool, en na eenige gevechten, waarin hij blijken had gegeven van dapperheid, zag hij zich benoemd tot luitenantkolonel-titulair en van 1852 tot 1855 belast met de directie van de militaire school te Westpoint. Bij het uitbarsten van den burgeroorlog was hij kolonel van een regiment kavallerie, maar vertoefde meestal op zijn buitengoed Arlington, nabij Washington. Den 25sten April 1861 nam hij zijn ontslag, voorzeker in de meening, dat zijn geboortestaat Virginia meer aanspraak had op zijne hulp, dan de Vereenigde Staten. Daags te voren was hij reeds benoemd tot opperbevelhebber der Zuidelijke troepen in Virginia. Hij voerde er aanvankelijk het bewind in het westelijk gedeelte, alwaar hij echter den 12den September 1861 bij Cheat-Mountain door generaal Reynolds geslagen werd. In December van dat jaar werd hij naar Zuid-Carolina en Georgië verplaatst, waar hij de verdediging bestuurde. bij het openen van den veldtogt in Virginia in April 1862 keerde Lee naar Richmond terug en ontwierp het plan tot den veldtogt tegen Mac Clellan, en toen Johnston bij Fair Oaks gewond werd (26 Junij 1862), belastte hij zich met het opperbevel over het leger der Zuidelijken.

Hij was aanvoerder bij Malvern-Hill en maakte het plan tot den veldtogt tegen Pope in Augustus 1862. Nadat laatstgenoemde door Jackson geslagen was, deed Lee een inval in Maryland, maar werd den 17den September bij Antietam overwonnen en tot den aftogt genoodzaakt. Bij Frederiksburg (13 December 1862), en Chancellorsville (3 Mei 1863) berokkende hij daarentegen aan de generaals Burnside en Hooker gevoelige nadeelen. Na laatstgemelde overwinning durfde hij weder een inval wagen in het noorden, maar ook ditmaal leed hij de nederlaag bij Gettysburg in Pennsylvanie (1—3 Julij 1863). Intusschen trok hij in goede orde terug over de Potomac zonder dat de vijanden hem durfden nazetten. Gedurende den veldtogt van 1864, door Grant met den voor hem noodlottigen veldslag in de woestijn geopend, bood Lee een krachtigen tegenstand en ontwikkelde op eene schitterende wijze al de hulpmiddelen van zijn krijgskundig talent, terwijl hij verdedigenderwijs te werk ging.

Voet voor voet naar Richmond wijkend, streed hij onder velerlei bezwaar en tegenspoed elf maanden aaneen, totdat hij, niet bestand tegen de vereenigde kracht van Sherman en Grant, den 2den April 1865 Richmond ontruimen en na eenige rampspoedige gevechten zich den 9den April 1865 bij Appomatox Courthouse aan generaal Grant overgeven moest. Volgens de gestelde voorwaarden mogt Lee zich ongehinderd te Richmond vestigen. Weldra onderwierp hij zich aan de Unie, en in December 1868 deelde hij in de amnestie, door den president Jackson uitgevaardigd. Niet lang daarna werd hij gekozen tot voorzitter van het Washington-collège te Lexington in Rock Bridge-County in den Staat Virginia, en hg bekleedde dat ambt zonder zich wijders om de openbare aangelegenheden te bekommeren Hij overleed aldaar den 12den October 1870, en het Huis van Vertegenwoordigers in Virginia nam eenstemmig het besluit om zijn stoffelijk overschot te doen overbrengen naar het Holy-Word-Kerkhof bij Richmond. Zijne levensgeschiedenis („A life of general Lee”, 1871) is door Cooke in het licht gegeven.

< >