Lasen of Lazen is de naam van de bewoners van het Turksche gewest Lasistan in Klein-Azië, het Zuid-oostelijke kustland der Zwarte Zee, hetwelk aan de oostzijde aan Georgië grenst. Het land is grootendeels bergachtig, en slechts hier en daar, aan de monden der dalen, hebben rivieren en beken een effen slibland gevormd, met een uiterst weligen plantengroei bedekt, wemelend van schildpadden, slangen, kikvorschen, bloedzuigers enz., maar tevens door zijne uitwasemingen zeer gevaarlijk voor de gezondheid. Men verbouwt er rijst, maïs, boonen en tuinvruchten en verzamelt er veel honig en was. Deze laatste 2 behooren er tot de uitvoerartikelen, benevens timmerhout, hazelnoten, bloedzuigers en traan van tuimelaars, eene soort van dolphijnen.
De bergen zijn er met digte wouden van eiken-, beuken-, esschen-, eisen-, kastanje-, walnoten- en moerbeziënboomen bedekt. De Lasen zijn vermaagschapt met de volkeren van den Caucasus, — hetgeen niet zoozeer blijkt uit hun uitwendig voorkomen als uit hunne taal en uit de ruwheid hunner zeden. Wegens hunne woestheid en roofzucht worden zij ook door de Turken en Georgiërs veracht. Dikwijls ondernemen zij zelfs strooptogten op Russisch gebied en bevorderen, uit haat tegen Rusland, de desertie der grenssoldaten. Tot de belangrijkste plaatsen behoort er de havenplaats Tsjoroeksoe, 2 uren gaans van de Russische grenzen verwijderd, met eene bazar, eene moskee, eenigen wijnbouw en uitvoer van scheepstimmerhout. Yan meer belang is de handelsplaats Batoem. Verder westwaarts liggen aan de kust Koppa of Khoppa, Atina, Rizeh en Surmeneh, welke alle door groote schepen worden bezocht. Reeds in den tijd der Romeinen waren de Lasen onder den naam van Lazi bekend.