Lancet is de naam van een heelkundig werktuig, hetwelk dient om weeke deelen door te steken en gedeeltelijk ook door snjjden te verdeelen. Het heeft eene zeer scherpe punt en twee scherpsnijdende fijne randen en is ingesloten tusschen twee hoornen, schildpadden of parelmoeren bladen, welke men naar willekeur over het mes heen verschuiven kan, zoodat dit laatste vrij komt te liggen. Het was in ouden tijd onbekend.
De werktuigen, door Podalirius, Aesculapius en anderen voor aderlating gebezigd, worden beschreven als priemvormige werktuigen. Onzeker is het voorts, of het „puntige mes” van Hippócrates, dienende om gezwellen te scarificéren, of het instrument, door Celsus voor de aderlating of de opening van gezwellen aangewend, of de phlebotoom van Galenus een lancet is geweest. Paulus van Aegina gebruikte in de 7de eeuw vermoedelijk een lancet voor de aderlating en bezat een scarificator, waarin zich 3 lancetten bevonden.
Het lancet, zooals het tegenwoordig gebruikt wordt, schijnt in de 13de eeuw te zijn uitgevonden. Bij Dryander en Ryff in de 16de eeuw vindt men haverkorrelvormige lancetten van verschillende grootte, — ook een pyramidaal lancet, in een bladheft gesloten. Men gebruikt het lancet voor de aderlating, om te scarificéren, bijv. het tandvleesch, de keel, de amandelen, het oog enz., voor de luchtpijpsnede in plaats van den tracheotoom, voor de buiksnede in plaats van den troiquart, voor de opening van ettergezwellen, voor het inenten van pokken enz. Het eenvoudig lancet heeft een puntig, volkomen regt en gepolijst lemmet, in het midden der vlakte eenigzins verhoogd. De basis vormt het dikste deel en het is hier met een staafje aan de heftbladen bevestigd. Het middenste gedeelte is niet gepolijst en ook niet snijdend. Van het voorste gedeelte loopen de snijdende randen uit in eene punt. De 3 voornaamste vormen van het lancet zijn: het gerstenkorrelvormige (à grain d’orge) of Engelsche, — het haverkorrelvormige (à grain d’avoine) of Duitsche, — en het pyramidale (à langue de serpent) of oud-Italiaansche.