Lamennais was een Fransch geestelijke en schrijver, geboren den 19den Junij 1782 te St. Malo in Bretagne, onderscheidde zich van zijne jeugd af aan zoowel door groote kenniszucht ais door ongemeene stijfzinnigheid. Wél genoot hij voldoend schoolonderwijs, maar hij zorgde tevens door eigen oefening voor zijne vorming.
Naar het voorbeeld van zijn broeder koos hij den geestelijken stand, bezocht in 1815 het seminarium van St. Sulpice te Parijs en ontving vervolgens de wijding te Rennes.
Nadat hij reeds vele andere geschriften in het licht gegeven had, verscheen zijn belangrijk werk: „Essai sur l’indifférence en matière de religion (1817 — 1823 , 4 dln)”, eene schitterende apologie van het R. Katholicismus. Dat boek baarde groot opzien, doch huldigde te weinig de legitimistische beginselen om aangenaam te wezen aan de regering. Voorts behoorde hij tot de medewerkers aan den „Conservateur” en aan den „Drapeau blanc”, en van 1823 tot 1826 werd hij 2 maal wegens drukpersovertredingen veroordeeld.
Toen hij na dé revolutie van Julij 1830 als een voorstander der nieuwe orde van zaken optrad, haalde zijn dagblad „L’Avenir” hem de kerkelijke censuur op den hals. Lamennais wilde echter niet bukken, maar zond nu plotselijk zijne geruchtmakende: „Paroles d’un croyant (1834)’’ in het licht, een Hooglied der omwenteling in grootschen bijbelstijl, eene bergrede voor staatkundige vrijheid en gelijkheid, door den glans van het oorspronkelijk Christendom beschenen. Dit boek werd binnen weinige jaren meer dan honderd maal gedrukt, in vele landen nagedrukt en in alle Europésche talen overgezet. Op eene „Encyclica” van 15 Julij 1843, waarin Gregorius XVI dat geschrift op eene krachtige wijze veroordeelde, antwoordde Lamennais met zjjne : „Affaires de Rome (1836)'’, waarin hij anathema met anathema, bitterheid met bitterheid en hoon met hoon vergold en in de gloeijende taal der diepste verontwaardiging de heftigste beschuldigingen inleverde tegen de Roomsche Curie. Die beide boeken vormden eene grondelooze kloof tusschen hem en de Kerk met het koningschap.
Na dien tijd bevorderde hij de democratische beweging tegelijk met zedelijkheid en deugd, terwijl hij het volk onder de hoede zocht te stellen van een regtvaardig en liefderijk God, zooals blijkt uit zijne geschriften : „Le livre du peuple (1837)”, — „Esquisse d’une philosophie (1841—1843, 4 dln)”, — „Discussions critiques (1841)”, — „De la religion (1843)” — en eene nieuwe vertaling der Evangeliën.
Na de Februarij-omwenteling van 1848 werd hij tot volksvertegenwoordiger gekozen in de Constituante en in het Wetgevend Ligchaam. Toen voorts zijn einde naderde, kon noch de zwakheid zijner hooge jaren, noch het dringend verzoek zijner bloedverwanten hem bewegen om gebruik te maken van de Kerkelijke sacramenten. Hij overleed te Parijs den 27sten Februarij 1854 en werd, volgens zijne begeerte, zonder eenige kerkelijke plegtigheid ter aarde besteld. Zijne geschriften zijn onder den titel: „Oeuvres complètes” in 1844 in 12, en zijne „Oeuvres posthumes” in 1855—1859 in 4 deelen in het licht gegeven.