Labiatae (Lipbloemigen) is de naam van eene der grootste natuurlijke plantenfamiliën uit de afdeeling der Tweezaadlobbigen. Zij onderscheiden zich door hare bloemen, namelijk door een buisvormigen kelk met 5-tandigen of 2-lippigen zoom, door eene buisvormige bloemkroon met twee-, zelden éénlippigen, meestal kaakvormigen zoom, door 4 in de bloemkroonbuis vastgegroeide meeldraden, van welke 2 langer zijn dan de beide anderen (enkel heeft men er slechts 3), en door een bovenstandigen stamper meteen 4-deeligvruchtbeginsel en een van boven gespleten stijl, — voorts door hare vrucht, welke uit 4 eenzadige, bolvormige, gladde nootjes bestaat. De planten dezer familie zijn éénjarige of overblijvende kruiden, halfheesters of heesters, veelal met vierkante stengels en takken, welke laatste, evenals de bladeren, tegenovergesteld, zelden kransvormig geplaatst zijn. De bladeren zijn enkelvoudig of verdeeld en hebben geene steunbladen.
De bloemen zijn in den regel 2-slachtig en vereenigd tot schijnkransen, welke wederom aren of pluimen vormen. De schijnkrans (verticillaster) is eene bloeiwijze, eigenaardig aan de Lipbloemigen: de bloemen zijn daarbij schijnbaar in een krans rondom den stengel of de takken geplaatst, maar bij nadere beschouwing ontwaart men, dat men met geen waren krans (verticillus), maar met onderling tegenovergestelde bijschermen (cymae) te doen heeft. Somtijds ook komt slechts ééne enkele bloem uit den oksel der bladeren te voorschijn. De Labiatae zijn over den geheelen aardbodem verspreid, doch komen het meest voor in de warmere gewesten van den gematigden gordel, — vooral langs de Middellandsche Zee. Vele soorten bevatten eene aethérische olie en prikkelende eigenschappen, zoodat zij in de geneeskunde te pas komen, bijv. de salie (Salvia), de thym (Thymus vulgaris L.), de lavendel (Lavandula vera Dec.), de hijsop (Hyssopus officinalis L.), de kruizemunt (Mentha piperita L.), de melisse (Melissa officinalis L.), de rosmarijn (Rosmarinus officinalis L.), enz. Door Lindley zijn 11 onderafdeelingen van deze groote familie vastgesteld, en door Suringar, alleen van inlandsche Lipbloemigen, niet minder dan 24.