Kwang-tong, eene kust-provincie in het zuiden van China, grenst in het noorden en noordwesten aan Fo-kien, Kiang-si en Hoenan, in het westen en noordwesten van Kwangsi en Tonkin, en is voor ’t overige door de zee bespoeld, terwijl zij haar schiereiland Loei-tsjeoe zuidwaarts uitstrekt. Op eene uitgestrektheid van 3734 □ geogr. mijl heeft zij ruim 21 millioen inwoners. Zij omvat het gebied van den benedenloop der Ta-kiang met de Pe-kiang en Toeng-kiang als zijrivieren en behoort tot de meest-bekende oorden van China, omdat de voornaamste handel der Europeanen met dit rijk zich jaren lang tot deze provincie bepaalde. In het bergachtig noorden verheffen zich aldaar de Oe-ling of Vijfbergketens, waaronder de Mei-ling of het Pruimengebergte, dat eene hoogte bereikt van 6000 Ned. el.
De welbesproeide bodem is er zeer vruchtbaar en levert vele Europésche vruchten, zooals rijst, tabak, groenten enz. Daarenboven verkrijgt men er goud, zilver, tin, koper, ijzer, salpeter, steenkolen, edelgesteenten, suiker, fraaije houtsoorten enz. De kust 1120 geogr. mijl lang, is er rotsachtig, maar tevens voorzien van uitmuntende havens; de merkwaardigste baai is er die, waarin de Tjoe-kiang (Parel-rivier), gevormd door de vereeniging van de Si-, Pe- en Toengkiang, zich uitstort, terwijl haar delta het vruchtbaarste gedeelte van dit gewest vormt. De hoofdstad is Koeang-Tsjeoe of Kanton.