Kray (Paul, baron von), Oostenrijksch veldtuigmeester, geboren den 5den Februarij 1735 uit een aanzienlijk Hongaarsch geslacht, werd in 1754 kadet, en nam deel aan den Zevenjarigen Oorlog. In 1782 dempte hij als luitenant-kolonel den opstand van Horja in Siebenbürgen. Nadat hij zich als kolonel onderscheiden had in den oorlog tegen de Turken (1788—1789), zag hij zich in 1790 bij keuze bevorderd tot generaal-majoor. Later streed hij met roem in de Nederlanden en aan de Rijn, en werd in 1796 luitenant-veldmaarschalk.
Wegens de rampen, die het Oostenrijksche leger in 1797 tegenover Hoche verduren moest, werd von Kray voor den krijgsraad geroepen en ontving, in weerwil van zijne schitterende verdediging, een arrest van 2 weken. In datzelfde jaar vertrok hij naar het leger in Italië, alwaar hij weldra het opperbevel aanvaardde. De glansrijke wapenfeiten, waarmede hij den veldtogt van 1799 opende, waren de voorbereidselen voor de overwinningen van Soewarom en Melas. Daarna dwong hij Mantua tot eene capitulatie. In 1800 volgde hij aartshertog Karel op als kommandant der Rijn-armee. Niettemin moest hij voor Moreau bij herhaling het onderspit delven en tot in de Opper-Pfalz de wijk nemen. Hij overleed te Pesth den 19den Januarij 1804.