Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kordofan

betekenis & definitie

Kordofan of Kordifal, een uitgestrekt gewest in de binnenlanden van Afrika, was te voren een onafhankelijk rijk, maar bevindt zich sedert 1820 onder de Turksch-Egyptische heerschappij. Met zijn tot Turksch Nubië behoorend gedeelte strekt het zich uit van 12 tot 15° N.B. en van 47⅕de tot 491/12de O.L. van Greenwich, — en wel van de Bajoeda-woestijn ten noorden tot aan den Dsjebl-Deier, een uitlooper van het groote Takale- of Teggelegebergte, ten zuiden, alsmede van de oevers der Bah-el-Abiad (Witte Nijl) ten oosten, tot aan eene schier onbewoonde, doch met zwervende Arabische herders bevolkte steppe ten westen, welke de grenzen van Darfoer vormt in de gedaante van eene groote savanne, die in het drooge saizoen op eene woestijn gelijkt, maar in het natte jaargetijde in een welig grasgewaad is gekleed en hier en daar uitgestrekte wouden van mimosen draagt. Op geringe diepte vindt men er water, zoodat er gemakkelijk putten kunnen gegraven worden, om de velden te besproeijen. Uit de vlakte, die gemiddeld 600 Ned. el boven den zeespiegel gelegen is en van het zuiden naar het noorden allengs hooger wordt, verheffen zich onderscheidene gebergten en alleenstaande bergen rondom de hoofdplaats El Obeïd en vooral tusschen de noordelijke en zuidelijke helft des lands, ofschoon de hoogste toppen naauwelijks eene hoogte van 1000 Ned. el bereiken.

Daarentegen heeft men ten zuiden van Obeïd eene komvormige laagte met een omtrek van eenige geogr. mijlen. Zij draagt den naam van Birkeh (Meer), is in den regentijd met water gevuld en droogt zelfs in den zomer niet geheel uit. In de nabijheid van waterbronnen verheffen zich in de savanne talrijke dorpen, en in den regentijd vestigen er zich onderscheidene zwervende stammen met veel vee, vooral kameelen, om in het drooge saizoen zich weer naar elders te begeven. Men heeft er in de wildernis groote kudden van antilopen, giraffen, struisvogels en vele andere vogels, benevens hier en daar een prachtigen plantengroei, waaraan wel is waar de palmen ontbreken, maar de adansonia’s geen gering sieraad bijzetten. Het zuidelijk gedeelte van Kordofan is evenzeer eene savanne, maar wegens den leemachtigen toestand van den bodem heeft men er eene meer geregelde en onafgebrokene besproeijing, die er een ongemeen fraaijen plantengroei te voorschijn roept. Het gras vormt er een woud en de eenvormigheid der mimosenbosschen verdwijnt voor de sierlijke adansonia’s, cassia’s en tamarinden, terwijl er zich desgelijks palmboomen verheffen.

Behalve leeuwen, luipaarden, apen en vele hyena’s vindt men er onderscheidene zeldzame soorten van vogels, alsmede groote antilopen. Op onderscheidene plaatsen wordt er veel ijzer gewonnen. Het land strekt tot woonplaats aan een stam van Noeba-Negers, die van hunne kudden leven en onderworpen zijn aan een Negerhoofdman, die afhankelijk is van den Onderkoning van Egypte. Behalve deze Negers zijn er ook vele van elders derwaarts getrokken Dongolezen, die handel drijven, en Bedoeïenen-stammen uit Hedsjas, die zich met de veeteelt bezig houden. Eerstgenoemden bevorderen den karavaanhandel tusschen Dongola en Darfoer en hunne voornaamste koopwaren zijn slaven, goud, Arabische gom, wierook, natron en huiden.

Kordofan behoorde weleer aan de beheerschers van Sennaar en moest zich in het midden der 18de eeuw aan die van Darfoer onderwerpen, doch in 1821 maakte Mehemed-Ali zich van het land meester, vernederde er een groot aantal inwoners tot slaven en noodzaakte de Arabieren tot de opbrengst van schatting. Met het district Takale wordt Kordofan geschat op 1650 □ geogr. mijl met 400000 inwoners. De tegenwoordige hoofdstad Obeïd, M-Obéid of Lobeïd geheeten, ligt in eene lage vlakte aan den noordwestelijken voet van den Dsjebl-Kordofan, ongeveer in het midden des lands, bestaat eigenlijk uit 3 gehuchten, van welke ieder door een afzonderlijken stam wordt bewoond, bevat slechts lage, met stroo gedekte hutten en telt 20000 (volgens anderen 5000) inwoners, die fraai vlechtwerk van palmenvezels en sierlijke voorwerpen van zilverdraad vervaardigen. Van de overige plaatsen noemen wij nog: Bara, de voormalige hoofdstad van Kordofan en de eerste stad na Obeïd. Zij ligt 8 geogr. mijl ten noorden van deze en is door mildbesproeide palmengaarden omgeven.