Königsee (Koningsmeer of Partholomaeusmeer) is de naam van het schoonste meer van Duitschland. Het ligt in Opper-Beijeren in het regtsgebied van Berchtesgaden, 1½de uur gaans van deze stad, aan den voet van den Watzmann (2700 Ned. el hoog) en omstreeks 600 Ned. el boven de oppervlakte der zee. Het heeft met de Obersee eene lengte van 3, eene breedte van ½de en een omtrek van 7½de uur gaans, bij eene diepte van 90 tot 190 Ned. el. Het brengt zijne wateren door middel van de Alb of Alm in de Salzach, en zijne oevers gelijken veel op die van het Vierwaldstätter Meer.
Grijze rotswanden rijzen er ter hoogte van 250 Ned. el loodregt opwaarts en de boorden zijn er veelal zeer smal. Aan de oostzijde stort de Königsbach zich van hooge rotsen naar beneden en op eene andere plek vormt de Kesselbach 2 watervallen. Schuins tegenover den mond van laatstgenoemde opent zich eene kloof, waarlangs men in den Watzmann kan doordringen, namelijk het IJsdal met de IJskapél, eene sneeuwgrot, die bp aanhoudende regens verdwijnt, doch telkens in het voorjaar door sneeuwvallen op nieuw ontstaat. Zij is gewoonlijk 16 Ned. el hoog en 200 Ned. el diep. Bij den ingang dier kloof bevindt zich eene kleine kapél, en op haren achtergrond ruischt de Eisbach met een waterval over de rotsklompen om zich naar het meer te spoeden.
Door het medegesleepte gruis en slib heeft de Eisbach in het meer eene soort van schiereiland doen ontstaan, waarop de oude bedevaartskapél van St. Bartholomaeus, een Koninklijk jagtslot en een hotel zich verheffen. Op het Bartholomaeusfeest (24 Augustus) komen er vele bedevaartsgangers bijeen en branden er vuren op alle bergtoppen. Het meer bevat veel vissch, inzonderheid eene keurige soort van forellen (Salmo alpinus). De Salet-Alp, eene landengte van kalksteengruis, scheidt het oostelijk gedeelte van het Königsmeer van de Obernsee, wier waterkom ½de uur gaans lang en door steile marmerwanden omsloten is.