Een verdienstelijk Zwitsersch ontleedkundige, geboren den 6den Julij 1817 te Zürich, bezocht het gymnasium aldaar en wijdde zich er aan de universiteit aan de studie der geneeskunde, die hij te Bonn en te Berlijn voortzette. Reeds als student schreef hij eene: Verzeichnisz der Phanerogamen des Cantons Zürich (1839)”. Voorts leverde hij: „Beiträge zur Kenntnisz der Geschlechtsverhältnisse und Samenflüssigkeit wirbelloser Thiere (1841)”, — „De prima insectorum genesi (1842)”, — en „Entwickelungsgeschichte derCephalopoden (1844)”.
In 1842 was hij benoemd tot assistent van Henle en in 1843 tot prosector en privaatdocent aan de universiteit te Zürich, werd er in 1845 buitengewoon hoogleeraar, en vertrok in 1847 als gewoon hoogleeraar naar Würzburg. Van zijne geschriften vermelden wij nog: „Mikroskopische Anatomie (1850—1864, 2 dln)”, — „Handbuch der Gewebelehre (1852; 4<te druk 1363)”, — „Die Entwickelungsgeschichte des Menschen (1861)”, — „Icones histologicae (1864)”, — en een aantal merkwaardige opstellen in tijdschriften. Met Siebold redigeert hij het: „Zeitschrift für wissensehafliehe Zoologie”, en in 1849 werd door zijn invloed het natuur- en geneeskundig genootschap te Würzburg gesticht.