Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kloosterscholen

betekenis & definitie

Kloosterscholen (scholae claustrales, monachicae) of inrigtingen van onderwijs, aan kloosters verbonden, komen reeds voor in den aanvang der 5de eeuw. Aanvankelijk dienden zij uitsluitend tot opleiding van geestelijken, doch later konden ook leeken daarvan gebruik maken. Zij vermeerderden in de volgende eeuwen tegelijk met het aantal kloosters, en sommige dier scholen, zooals die te Tours, Lyon, Keulen, Trier, Fulda, Hirsau, Osnabrück, Paderborn, Würzburg, Deventer, Aduard enz., verwierven eene groote vermaardheid.

Het onderwijs omvatte er gewoonlijk het trivium (spraakkunst, redeneerkunst en welsprekendheid) en de godgeleerde wetenschap, namelijk de geloofsleer en de kerkeIijke plegtigheden, doch na den tijd van Karel de Groote ook het quadrivium (muziek, reken-, meet- en sterrekunde), alzoo de gezamenlijke zeven vrije kunsten. De eerste leerboeken, die men er ook in de middeneeuwen nog aantrof, waren de encyclopaedie van Marcianus Capella en het geschrift van Cassiodorus „De VII disciplinis”. De bestuurder van zulk eene school voerde den titel van rector of scholasticus, en ieder ander leeraar dien van magister. Scholen in de zetels van bisschoppen en onder het toezigt van deze gesteld, heette men domscholen. Vooral onderscheidden zich de kloosterscholen der Benedictijnen; daaruit zijn de meeste geleerde mannen voortgekomen.

Sedert 817 verdeelde men de kloosterscholen in scholae interiores en exteriores (canonicae). Eerstgenoemden waren bestemd voor kinderen, die door de ouders aan het kloosterleven werden gewijd door de handen dier kinderen in den altaardoek te wikkelen. Zulke kinderen droegen den naam van oblati of donati. De scholae exteriores werden bezocht door kinderen, die hiertoe verlof hadden ontvangen van den bisschop.

Met de kloosters kwamen ook de kloosterscholen in verval. Reeds sloot Desiderius, abt van Monte-Casino in 1058, aldaar de kloosterscholen, en Petrus Damiani maakte daarbij de opmerking, dat door het toelaten van kinderen in de school de kloostertucht verzwakt werd. Toen voorts in de dagen der Hervorming de kloosters in de Protestantsche landen werden opgeheven, besteedden de vorsten de daaraan verbondene goederen veelal tot de stichting van hoogescholen. In R. Katholieke landen bestaan nog steeds vele kloosters, waar onderwijs gegeven wordt; de nonnen belasten zich gaarne met de opleiding der vrouwelijke jeugd, en onderscheidene monniken-orden, zooals de Benedictijnen, Piaristen en Jezuïeten, stellen zich beschikbaar voor het geven van onderwijs aan gymnasia enz. In België heeft men kloosterscholen met honderde leerlingen; doch in andere R. Katholieke landen, waar een meer vrijzinnige geest is doordrongen, werd de vorming van het opkomend geslacht meer en meer aan den invloed der geestelijkheid in het algemeen en der kloosterorden in het bijzonder ontnomen.