Kleurlingen noemt men in het algemeen— in tegenoverstelling van Europeanen en Creolen — de Indiaansche inboorlingen, de derwaarts gebragte Negers, en vooral de zoodanigen, welke uit eene vermenging van die rassen, hetzij onderling, hetzij met Europeanen en Creolen gesproten zijn, — alzoo dezulken, die niet afkomstig zijn van zuiveren Europésche stam.
In Lima onderscheidt men 22 klassen van kleurlingen, welke door afzonderlijke namen worden aangeduid. De meest gewone Kleurlingen zijn: Mulatten, kinderen van Blanken en Negerinnen, — Mestiezen, kinderen van Blanken en Indiaansche vrouwen, in Brazilië Mamelucos, in Chili Cholo’s geheeten, — Zambo’s, kinderen van Negers en Indianen, ook Chino’s en in Brazilië Ariboco’s genoemd, terwijl voorts door eene vermenging van Mulatten en Mestiezen met Europeanen de Terceronen, en door die van Blanken met Terceronen de Quarteronen ontstaan.
Terwijl men bij den Mulat nog wollig hoofdhaar opmerkt, onderscheidt zich de Terceroon enkel door eene iets bruine huidkleur, en deze wordt bij den Quarteroon gewoonlijk niet eens meer waargenomen. Den Quinteroon stelt men gelijk met den Creool. Daarenboven heeft men voor de spruiten van gemengd ras nog een groot aantal andere namen, wier vermelding echter van geen groot belang is. Doorgaans bezitten de Kleurlingen in Amerika wel de gebreken, maar zelden de deugden van hunne gekleurde voorvaderen, zoodat zij er bij de Blanken niet in hooger aanzien staan dan deze.