Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Klenck

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Johannes Klenck, een Nederlandsch regtsgeleerde. Hij ontving in 1644 verlof van curatoren der Leidsche hoogeschool om openbare lessen te geven in de zedekunde, zag zich in 1648 benoemd tot hoogleeraar in de wijsbegeerte aan het athenaeum te Amsterdam, legde in 1669 die betrekking neder, en overleed te Batavia als notaris. Hij schreef: „Dissertatio de civitatum mutationibus (1662)”, — „Institutiones juris naturalis, gentium et publici (1665)” — en „Oratio funebris in obitum A. Senguerdii (1667)”.

Koenraad van Klenck, een Nederlandsch staatsman. Hij werd in 1672 gekozen tot lid der regéring van Amsterdam en vervolgens tot lid der Staten van Holland. In 1675 werd hij naar Rusland gezonden, om czaar Alexis aan te sporen tot een oorlog tegen Zweden. Hij was ervaren in de Russische taal en werd door den Czaar met onderscheiding bejegend, terwijl hij in 1676 bij zijn terugkeer de goedkeuring der hooge regéring verwierf voor ’t geen hij in het belang van het Vaderland en den handel had volbragt. Het dagverhaal van dat gezantschap, door van Klerck opgesteld, is geruimen tijd bewaard op het kasteel Ilpendam, doch later verdwenen.

< >