Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Keuckenius

betekenis & definitie

Keuckenius (Robertus), een Nederlandsch letterkundige, geboren te Arnhem in 1636, studeerde en promoveerde te Leiden in de regtsgeleerdheid, vestigde zich te Arnhem als advocaat en onderscheidde zich door zijne geschriften zóó gunstig, dat hij in 1661 benoemd werd tot hoogleeraar in de geschiedenis en welsprekendheid aan de doorluchtige school te Amsterdam. Hij aanvaardde die waardigheid met eene: „Oratio de fato eloquentiae Romanae”. Daar hij eene door hem verlangde verhooging van jaarwedde niet verkreeg, legde hij in 1668 zijne betrekking neder en begaf zich naar Frankrijk en naar de Pfalz om er door vleijende gedichten de gunst der regérende vorsten te winnen. Toen hij hierin niet slaagde, keerde hij in 1670 naar het Vaderland terug, vestigde zich in zijne geboorteplaats, en overleed aldaar den 19den September 1673.

Hij woonde gedurende zijne laatste drie levensjaren op het landgoed van Johannes Fontanus bij Arnhem, hem in erfenis ten deel gevallen en het Fontanus-spijker genaamd. Van zijne geschriften vermelden wij: „Cornelius Nepos cum notis variorum (1658)”, — „Sexti Julii Frontini quae exstant (1661)”, — „Musae juveniles(1662)”, — „Quinti Sereni Samonici de medicina praecepta saluberrima (1706)”, — „Antoninus Pius (1705)”, — en „Gallia triumphans (1663 en later). Voorts heeft hij: „Gelria illustrata etc.” en „Arenacum etc.” in handschrift nagelaten.

< >