Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Kerkroof

betekenis & definitie

Kerkroof, of naauwkeuriger kerkdiefstal, is een misdrijf, dat reeds bij de oude volken bekend is. Het Mozaische regt straft roof van heilige zaken in enkele gevallen met steeniging; bij de Atheners stond op tempelroof de doodstraf. Het Romeinsche regt definiëert Sacrilegium als wegneming van eene heilige zaak; soms werd het met den dood gestraft. De Duitsche volksregten beschouwden oorspronkelijk den diefstal van eene gewijde zaak, of van eene niet gewijde zaak uit eene heilige plaats als een misdrijf met eene verzwarende omstandigheid, waarop eene hoogere boete moest toegepast worden; de invloed van het veldwinnend kerkregt verhief het tot een specifiek misdrijf, ten gevolge waarvan het in het breede behandeld en naar omstandigheden met zwaarder of minder zware straffen werd bedreigd in het wetboek van Karel V, de Constitutio Criminalis Carolina van 1555.

De strafregt-leeraren van den nieuweren tijd verwerpen den naam kerk roof, omdat algemeen aangenomen is in de jongere theorieën van Strafregt, dat roof is diefstal met geweld tegen den persoon: de kerkdief bedoelt gewoonlijk zulk geweld niet, omdat het misdrijf meestal gepleegd wordt in onbewoonde gebouwen. Zij handhaven het misdrijf ook niet als een specifiek strafbaar feit, maar behandelen het als gewonen diefstal met eene verzwarende omstandigheid, die haren grond vindt in de hoogere bescherming, den hoogeren vrede, die de gewijde zaken en gewijde plaatsen in het oog van het publiek genieten en waarop zij dus ook van wege den Staat aanspraak kunnen maken. Er valt veel te zeggen voor de beschouwing, dat de diefstal van eene heilige of gewijde zaak of van eene zaak uit eene heilige of gewijde plaats, een misdrijf is, dat om die bijkomende omstandigheid zwaarder gestraft dient te worden.

De kerkdief openbaart eenen bijzonderen overmoed en legt verachting aan den dag voor zaken of plaatsen, die in het oog van anderen eene bijzondere vereerimg genieten. Die vereering kan opgezweept worden tot dweepzucht, en de bijzondere bescherming kan het middel worden tot wreede geloofsvervolging, wanneer het clericalisme zich van de hartstochten meester maakt en daaraan uiting verleent in overdreven strenge wetsbepalingen, waarvan een sprekend voorbeeld wordt gegeven in de wet, uitgevaardigd onder het elericale bestuur van Karel X in Frankrijk, getiteld „du Sacrilège”. Eene der eerste daden van de Julijrevolutie van 1830 was de afschaffing van die wet. Zij was eene aanvulling van den Code Pénal van 1810, die in hoofdzaak thans nog bij ons het strafregt regelt. De kerkdiefstal als zoodanig is bij ons onbekend. De Code Pénal bedreigt wel eene afzonderlijke straf tegen: „het bespotten met woorden of gebaren van voorwerpen van eeredienst in de plaatsen, die tot het uitoefenen van de eeredienst geschikt zijn of gebruikt worden”, maar roof of diefstal van dergelijke voorwerpen wordt er niet in vermeld.

< >