Kean (Edmund), na Garrick en Kemble de voortreffelijkste Engelsche tooneelspeler, geboren te Londen den 4den November 1787, was de zoon van Aäron Kean, een broeder van den vermaarden buikspreker Mozes Kean, en van eene dochter van den dichter George Carey. Althans hij werd als zoodanig gedoopt, terwijl hij zelf beweerde de telg te zijn uit een geheim huwelijk van den hertog van Norfolk (✝ 1815). Hoewel hij klein en mismaakt was, beviel hij reeds op zijn 5de jaar zeer goed als figurant in de pantomimen in Drurylane. Later echter liep hij weg van zijne moeder en vertrok als kajuitsjongen naar Madéra, waar hij echter zijn ontslag wist te verkrijgen door zich doof te houden.
Na zijn terugkeer te Londen trad hij op in de rol van aap op de Bartholomaeusjaarmarkt aldaar, waarna hij in een schouwburg in een der voorsteden in den „Pizarro” van Sheridan in het karakter van „Rolla” op de planken verscheen. Kort daarna voegde hij zich onder den naam van Carey bij een tooneelgezelschap in Yorkshire, alwaar hij, schoon eerst 13 jaren oud, in den „Hamlet” en in Addison’s „Cato” optrad. In 1801 plaatste dr. Drury hem op de school te Eton. Hij was echter aan geene tucht gewend, verliet die inrigting na 3 jaren en was bij verschillende tooneelgezelschappen werkzaam, totdat hij in Januarij 1814 als „Shylock” te Londen optrad en aanstonds den bijval van het publiek veroverde. Hij schitterde daarenboven in de rollen van „Richard III”, „Othello”, „Macbeth” en „Jago”. In 1820 en 1821 vervulde hij op eene glansrijke wijze gastrollen in Noord-Amerika, doch vond er bij een tweede bezoek in 1825 en 1826 minder toejuiching, terwijl hij in 1828 te Parijs met eerbewijzen overladen werd. Hij verviel echter tot dronkenschap, speelde nog geruimen tijd in Covent-Garden, keerde in 1829 naar Drurylane terug, en overleed te Richmond den 15den Mei 1833. — Zijn zoon Charles John Kean, geboren te Waterford den 18den Januarij 1811, heeft desgelijks als tooneelkunstenaar grooten roem verworven.
Hij speelde aanvankelijk in den schouwburg van Haymarket, volbragt daarna eene reis naar het vasteland en ging in 1839 naar Noord-Amerika. Na zijn terugkeer huwde hij met de tooneelspeelster Ellen Tree, en vertrok met haar in 1840 op nieuw naar de Vereenigde Staten. Ook te Parijs werd dit echtpaar met gejuich begroet. In het najaar van 1850 belastte hij zich met het bestuur van het „Princess-theatre” te Londen en wist tot 1859 het publiek derwaarts te lokken door eene uitstekende opvoering der stukken van Shakspere. In Julij 1863 ondernam hij met zijne echtgenoote eene kunstreis naar Australië en keerde vandaar over Californië naar Engeland terug in 1866. Op nieuw schitterde hij er in de hoofdrollen der drama’s van Shakspere, en overleed in Mei 1868.