Katzbach is de naam van eene rivier in het district Liegnitz der Pruissische provincie Silézië. Zij heeft een sterken stroom, kan door den toevloed van water, dat van de bergen afdaalt, in korten tijd hoog rijzen en stort zich bij Parchwitz in de Oder. Zij is vooral vermaard door den slag van 26 Augustus 1813. Toen namelijk den 17den Augustus de wapenstilstand tusschen Napoleon en de Verbondene Mogendheden afgeloopen was, had Blücher aanstonds met het Silézisch leger de Katzbach overschreden en den vijand op den 19den en 20sten over de Bober teruggedrongen.
Inmiddels was Napoleon met de garde uit Dresden opgerukt, om aan zijn gevaarlijksten vijand eene nederlaag toe te brengen. Hij gaf aanstonds bevel tot den aanval. Blücher evenwel, die volgens zijn operatieplan elken beslissenden slag wilde vermijden, trok achterwaarts tot aan Jauer. Het vijandelijk leger had intusschen Goldberg aan de Katzbach bereikt. Dáár ontving Napoleon de tijding van het oprukken van het groote leger der Verbondene Mogendheden uit Bohemen naar Dresden, en spoedde zich den 23sten met een belangrijk deel zijner troepen derwaarts. In Silézië bleven onder bevel van maarschalk. Macdonald het 3de, 5de en 11de armeekorps en het 2de kavalleriekorps achter, te zamen ongeveer 100000 man. Het Silézisch leger, uit één Pruissisch en 2 Russische korpsen bestaande, telde omstreeks 90000 man.
Eerst den 24sten Augustus kwam bij het hoofdkwartier het berigt, dat de vijand stand hield bij Goldberg. Blücher maakte daaruit op, dat Napoleon naar Saksen was teruggekeerd, overtuigde zich door verkenning van de waarheid van dit vermoeden en gaf bevel, dat al de korpsen den 26sten weder over de Katzbach zouden trekken; doch tegelijkertijd was ook Macdonald opgerukt. De ontmoeting van deze twee legers leidde tot den slag aan de Katzbach. Blücher had zijn linker vleugel aan de Woedende Neisze en zijn regter vleugel op de hoogvlakte bij Maltitsch opgesteld; tusschen deze beiden zou York voorwaarts rukken. Deze was sedert 5 uur op marsch; het begon te regenen en daarna te stormen, terwijl donkere wolken de gewone waarnemingen verhinderden. Om 10 uur had York de hem aangewezene plaats bereikt, en te 2 ure zouden alle korpsen naar de Katzbach oprukken. Macdonald echter was reeds sedert 9 uur derwaarts op marsch met het 5de en 11de korps, terwijl het 3de zich omstreeks den middag in beweging zette. De linker vleugel onder Langeron werd het eerst aangetast.
Deze echter, bekend met de vroeger door Blücher beraamde plannen, verwachtte het bevel tot den terugtogt. Hij had het geschut reeds laten aftrekken en weigerde zelfs te gehoorzamen, toen Blücher omstreeks den middag, nadat de Pruissische voorhoede reeds achterwaarts gedrongen was en het kanongedonder ook bij Sacken gehoord werd, last gaf tot een algemeenen aanval, om den vijand in de Katzbach en in de Woedende Neisze te werpen. York en Sacken maakten een aanvang, en honderd stukken geschut deden zich hooren. De regen maakte de geweren onbruikbaar om te schieten, zoodat men meestal streed met de kolf en met het bajonnet. De troepen der Verbondene Mogendheden behielden overal het veld, en de vijand begon te wijken. Het was een hagchelijk oogenblik, toen de Fransche ruiterij tusschen de brigades drong, doch het gevaar werd afgewend door een aanval van Blücher’s kavallerie.
Omstreeks 8000 paarden namen deel aan dit vreeselijk ruitergevecht. De Franschen werden eindelijk op de vlugt gejaagd en in de grootste verwarring van de steile rotswanden in de rivierdalen en in de opgezwollene rivieren geworpen. Langeron, die, van geschut verstoken, zich in groote ongelegenheid bevond, kreeg nu hulp, en nam althans ijverig deel aan de vervolging, welke 5 dagen duurde en eerst aan de Queis een einde nam. Niet minder dan 103 kanonnen, 250 wagens, 2 adelaars, al het bagaadje en 18000 gevangenen vormden den buit. Het verlies der Franschen aan gesneuvelden en gewonden bedroeg althans 12000. Naar dien strijd ontving Blücher vervolgens den naam van prins von Wahlstadt.