Kasjgar, eene stad in het westen van China en tevens de grootste van Oost-Toerkestan of Toerkan, 36 geogr. mijl ten noordwesten van Yarkand in eene vruchtbare landstreek tusschen de rivieren Tjoemenen Kysyl gelegen, welke op den besneeuwden Thiansjan en het Bolorgebergte ontspringen, is door een dikken leemen muur ter hoogte van 10 Ned. el en eene lengte van 1,7 geogr. mijl omgeven, en bestaat uit de oudstad met 2 en de eerst in 1838 gestichte nieuwstad met 4 wijken. Men heeft er ongeveer 8000 inwoners, in leemen huizen gevestigd, — voorts een groot aantal tempels, 70 scholen, 8 karavansera’s, 2 marktpleinen, onderscheidene, waaronder ééne overdekte, bazars, en druk-bezochte vee- en weekmarkten. In de nabijheid der stad zijn vele graven van Heiligen. Van Kasjgar bereikt men Khokand over den bergpas Kasjgar-Dawan; — een andere weg loopt langs den Thian-sjan naar China, — een derde over den Rowat-pas naar Ili,— en een vierde over Yarkand naar Ladakh en Kasjmir.
Zoodoende is Kasjgar de stapelplaats van het handelsverkeer in Midden-Azië, en de manufacturen dezer stad zijn de belangrijkste van geheel Oost-Toerkestan. In fabrieken vervaardigt men er goud- en zilverstof, goud- en zilverdraad, linnen, katoen, tapijten en zijden stoffen. In Augustus 1857 liet er een dweepzieke aanvoerder der Turken den reiziger A. von Schlagintweit onthoofden. In datzelfde jaar kwamen er de bewoners in opstand tegen de Chinézen en werden door de Turken uit Khokand ondersteund, doch zij waren niet sterk genoeg om hun doel te bereiken. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de Russen, die het aangrenzende Khokand reeds hebben ingelijfd, van de ontevredenheid der bewoners van Kasjgar met de Chinésche heerschappij gebruik zullen maken, om ook deze belangrijke stad aan hun rijk toe te voegen.