Jouy (Victor Joseph-Etienne, genaamd de), een Fransch tooneeldichter en prozaschrijver, geboren te Jouy by Versailles in 1764, streed als officier in Fransche dienst eerst in Guyana, vervolgens in Oost-Indië, keerde bij den aanvang der Revolutie in zijn vaderland terug, en nam ook toen weder deel aan den oorlog. Zijne krijgsbedrijven beveiligden hem echter niet tegen de beschuldiging van verraad, en daar men hem ter dood veroordeelde, nam hij de vlugt naar Zwitserland. Eerst na den val van het Schrikbewind keerde hij terug. Weldra echter werd hij in hechtenis genomen, doch weder op vrije voeten gesteld en als vestingskommandant naar Rijssel gezonden.
Naauwelijks was hij daar, toen men hem, als beschuldigd van zamenspanning met Engeland, wederom in den kerker wierp, doch door tusschenkomst zijner vrienden herkreeg hij de vrijheid. In 1797 nam hij zijn ontslag en aanvaardde eene administratieve betrekking, die hij echter weldra liet varen, om zich uitsluitend aan de letterkunde te wijden. In 1798 maakte hij zich bekend door eenige novellen en goede vaudevilles en schreef vervolgens operateksten. Nadat zijne „Vestaalsche maagd (1807)” grooten bijval verworven had, verschenen: „Ferdinand Cortez (1809)”, — „Les Bayadères (1810)”, — „Les Amazones (1812)”, — „Les Abencerrages (1813)”, — en „Tippo Saïb”, In 1812 schreef hij: „L’Hermite de la Chaussée d’Antin” in de „Gazette de Franco”, en zoowel dit werk (1812—1814, 5 dln), als L’Hermite de Guiane (1816, 3 dln)”, — „L’Hermite en province (1818—1827, 14 dln)”, — „Les Hermites en prison (1823, 2 dln)” en „Les Hermites en liberté (1824, 2 dln)”, verwierven de gunst van het publiek. Daarin werden vlugtige schetsen geleverd van de omstandigheden, zeden en gewoonten van dien tijd. In 1815 werd hij lid der Académie.
Zijn treurspel „Sylla (1822)” werd vele malen vertoond. Tevens verdedigde hij met kracht de zaak der vrijheid en werd met Béranger in de gevangenis geworpen. In 1830 benoemde Louis Philippe hem tot bibliothecaris van het Louvre. Hij overleed te St. Germain-en-Laye den 4den September 1846, en zijne „Oeuvres complètes (1823—1828)” zagen het licht in 28 deelen.