Jovellanos (Gaspar Melchor de), eigenlijk Jove-Llanos, een Spaansch staatsman en schrijver, geboren den 5den Januarij 1744 te Gijon in Asturië, koos den geestelijken stand en werd professor te Alcala. In 1767 ging hy echter over tot eene wereldlijke loopbaan en zag zich benoemd tot assessor der criminéle regtbank en in 1774 tot auditeur bij den Acuerdo van Sevilla. Nu schreef hij het blijspel: „El delincuente, honrado”, — het treurspel: „Pelayo”, — en een bundel lierdichten onder den titel: „Ocios juveniles”. In 1778 werd hij assessor vau het crimineel hof te Madrid, kwam er in betrekking met de aanzienlijkste personen, en zag zich gekozen tot lid der 3 Académiën, waar hij belangrijke redevoeringen uitsprak.
Op eene reis door het land verzamelde hij de bouwstoffen voor zijne meesterlijke beoordeeling der ontworpen landbouwwet en gaf ze uit onder den titel: „Inforare sobre la ley agraria”. Nadat hij in 1790 als een vriend van Cabarrus uit Madrid verbannen was, benoemde de hertog van Alcudia hem in 1797 tot minister van Justitie. De aanvankelijke gunst van den hertog veranderde echter weldra in verregaanden haat. Jovellanos, van zijn ambt ontzet, werd in 1798 eerst naar Gijon verbannen, doch in 1801 bragt men hem naar het Karthuizer klooster Valdemuza op Mallorca en in 1802 naar de staatsgevangenis te Bellver. Hier schreef hy: „Sobre la vida retirada” en „Sobre los vanos deseos y estudios de los hombres”. Ten gevolge van den opstand van Aranjuéz en het binnenrukken der Franschen herkreeg hij in 1808 zijne vrijheid en keerde naar zijne geboortestad terug.
De aanbiedingen van Joseph Bonaparte wees hij van de hand en werd een ijverig lid van de Centrale Junta, die zich tegen de vreemde overheersching verzette. Toen dat ligchaam zich in 1810 ontbond, leidde Jovellanos het daarheen, dat een regentschap benoemd en de vertegenwoordiging zamengeroepen werd. lntusschen zag hij zijne opofferingen met ondankbaarheid, vervolging en armoede beloond. Nu begaf hij zich naar Muros, waar hij zijn vermaard: „Gedenkschrift aan mijne geestverwanten (1811, 2 dln)” in het licht gaf. Toen de Franschen Asturië ontruimden, keerde hij in 1811 naar Gijon terug, alwaar hij in zegepraal ontvangen werd. Zoodra de vijand terugkeerde, moest hij echter de wijk nemen. Hij overleed den 27sten November 1811, en zijne verzamelde werken zijn in 1830—1832 in 7, en in 1839 in 8 deelen in het licht verschenen.