Jehu, de zoon van Josaphat, was een veldheer van Joram, koning van Israël. De profeet Misa deed hem echter door een zijner leerlingen tot opvolger van Joram zalven; zoo werd hij de 10de Koning, de stichter van 5de vorstenhuis, en regeerde van 884 tot 856 vóór Chr. Terstond na zijne zalving door het leger als Koning begroet, snelde hij naar Jisreel, waar Joram de genezing afwachtte van zijne in den slag ontvangene wonden, doodde hem en den daar aanwezigen koning van Juda, Ahasía, en beklom den troon. Daarna vernietigde hij het geheele Huis van Achab, verwoestte den tempel van Baal te Samaria en liet alle Baalspriesters op eene wreedaardige wijze ombrengen.
Omdat hij de godsdienst van Jahveh herstelde, hebben de priesters-geschiedschrijvers niet alleen al die wandaden verschoond, maar hem ook een verdienstelijk vorst genoemd. De Syriërs van Damascus maakten gebruik van zijne zwakheid, daar hij van de hulp van het rijk van Juda verstoken bleef, en ontrukten hem het Over-Jordaansche land. Hij overleed te Samaria.