Ispahan ot Isjahân, weleer de groote en bloeijende hoofdstad van Perzië en residentie der Perzische vorsten van sjach Abbas de Groote tot aan Nadir-sjach, en ook thans nog de grootste en meest-bevolkte stad des rijks, ligt in de provincie Irak-Adsjemi in eene fraaije, mild-besproeide en goed-bebouwde dalkom der hoogvlakte van Iran en aan de steppe-rivier Zajendé-Roed, waarover onderscheidene prachtige bruggen zijn gebouwd. Hoewel deze stad als middelpunt der Perzische nijverheid, als stapelplaats van vele voortbrengselen en wegens hare scholen nog altijd zeer belangrijk is, zag zij hare voormalige grootheid bijna geheel verdwijnen. In haren bloeitijd (17de eeuw) had zijl met hare voorsteden, een omvang van 4 geogr.mijlen bezat 162 moskeeën, 137 vorstelijke paleizen, 48 hoogescholen en 600000 (volgens anderen een millioen) inwoners. Tegenwoordig telt zij ongeveer 180000 zielen.
Nog altijd heeft zij uit de verte een prachtig voorkomen. Men vindt er 12 groote en vele kleine moskeeën, 13 hoogescholen, 18 groote en vele kleine openbare baden en eene menigte overdekte en tot eene markt vereenigde bazars. De straten zijn naauw en krom, slecht of in het geheel niet geplaveid en vuil. Een uur gaans ten zuiden van de stad ligt tusschen bekoorlijke ooft- en wijngaarden de voorstad Dsjoelta, door sjach Abbas de Groote in 1603 tot woonplaats aangewezen aan 34000 nijvere Arméniërs, die er thans 11 kerken en een nonnenklooster bezitten. De R. Katholieken hebben er eene kerk met een klein klooster van de orde der Dominicanen. Het gedeelte tusschen Dsjoelfa en de eigenlijke stad is met bouwvallen bedekt. Hier ligt eene prachtige brug over de rivier en tusschen deze en de stad vindt men overblijfselen van de paleizen, die er zich weleer verhieven. Hier ziet men ook de groote moskee LoetfAllah met een koepel van verglaasde pannen en de hoofdmoskee (Mesdsjid-i-sjach), de prachtigste van geheel het Oosten, met een collegie van vele leeraren, zoodat het als eene Mohammedaansche universiteit kan worden beschouwd.
De nijverheid levert er vooral zijden en katoenen stoffen, allerlei wapens, buskruid en edelgesteenten, — voorts fluweel, goudlaken, wit mousseline, schoenen, zadels en paardetuigen, pijpenroeren, lakwerk, papier, glas enz. De stad is het middelpunt van den binnenlandschen handel en de bazars zijn er goed voorzien van allerlei waren. Men heeft er zoowel in den zomer als in den winter een gematigd klimaat. In Januarij valt er sneeuw en in Maart woeden er stormen, maar de lente is in geheel Azië nergens zoo bekoorlijk als daar. In den omtrek van Ispahan groeijen katoen, rijst, tabak, meekrap, allerlei groenten en ooftsoorten, alsmede heerlijke meloenen.
Zij is het Ispadana (in Medië) der Ouden en bloeide reeds sedert de 10de eeuw, hoewel zij veel te lijden had van oorlogen en veroveringen. In de 16de eeuw werd zij als residentie van den Sjach eene van de aanzienlijkste steden der wereld. De Afghanen, aangevoerd door Mir-Mahmoed, veroverden en verwoestten de stad van den 12den tot den 28sten October 1732 en maakten daardoor een einde aan haren bloei. Nadir-sjach verjoeg in 1729 de Afghanen, maar de stad kwam niet weder tot haren voormaligen luister, dewijl de vorstelijke residentie in 1742 naar Sjiras en in 1796 naar Teheran verplaatst werd.