Irvingianen is de naam eener godsdienstige secte, die in 1830 in Schotland en Engeland ontstond en zich weldra uitbreidde over Duitschland en Zwitserland. Zij koesterden het voornemen, om de verschillende kerkgenootschappen tot eene „Eenige, heilige, algemeene , Apostolische kerk” zamen te smelten. Hun naam ontleenden zij aan hun hoofdherder Edward Irving. Men vindt in het Irvingianismus een eigenaardig mengsel van R. Katholieke en Protestantsche grondstellingen.
Aan het R. Katholicismus ontleende het zijn denkbeeld van Kerk, als eene door God op wonderdadige wijze te voorschijn geroepene inrigting, door Zijne hand en naar Zijne verordeningen gesticht, weshalve de Christen haar met ootmoed als zoodanig dient te erkennen. Van Protestantschen oorsprong daarentegen is zijn verzet tegen de R. Katholieke Kerk en tegen hare gewaande gelijkvormigheid aan de Apostolische gemeente, waarvan zij reeds vroeg is afgeweken. Uit die vermenging van behoefte aan kerkelijk gezag met zulk eene toetsing der bestaande kerkgenootschappen aan het Apostolisch ideaal ontleende het Irvingianismus zijne leer omtrent de vernieuwing van het apostelambt door nieuwe gaven des geestes en omtrent het spoedig aanbreken van het einde der wereld. Hoewel ook andere secten datzelfde verkondigd hebben, onderscheidde zich het Irvingianismus van de zoodanigen, inzonderheid van de Montanisten der 2de eeuw, door zich te hoeden tegen alle grofzinnelijke voorstellingen. Het hoofdleerstuk is dat der aanstaande terugkomst van Christus, en de verdorvenheid der Kerk vloeit voort, volgens hen, uit de geringschatting van dat leerstuk. Immers Christus zou reeds in het tijdperk der Apostelen teruggekeerd zijn, doch daar de geloovigen verzuimden dien zegen af te smeeken, is de geschiedkundige ontwikkeling der Kerk in de plaats getreden van de bovennatuurlijke. Het apostelambt en de gaven des geestes zijn verloren gegaan en op eene gebrekkige wijze door de opvolging der bisschoppen en door de kerkelijke overlevering vervangen. De afhankelijkheid der Kerk van den Staat in het Oosten en het Pausdom in het Westen zijn, volgens het Irvingianismus, nieuwe stappen geweest op den weg des verderfs, en zelfs de Hervorming heeft dit laatste niet kunnen weêrstaan.
De Hervormers hebben gehandeld zonder volmagt van boven, daar zij in plaats van het „ligchaam van Christus”, als een objectief organismus, eene gemeenschappelijke kerk gesteld hebben, rustende op het subjectieve geloof der afzonderlijke personen. De bestaande kerkgenootschappen konden dus wel is waar de afzonderlijke personen tot zaligheid brengen, maar de „Bruid van Christus”, namelijk „de Kerk” zocht men te vergeefs, zoodat de Christelijke menschheid er niet op voorbereid is, den „Bruidegom” te ontvangen. Hoewel voor ’t overige hemelsbreed verschillende van de Baptisten, komen de Irvingianen met deze daarin overeen, dat zij de gevestigde Kerk bestempelen met den naam van Babel, hetwelk in den strijd met het „dier” der Openbaring bezwijken moet. Nu reeds, zeiden zij, wordt alles voorbereid op de heerschappij van den Antichrist, daar de Protestantsche theorie van een algemeen priesterdom uitloopt op eene kerkelijke democratie. Het kenmerk dier heerschappij is het streven, om alles van den grond op te bouwen in plaats van het van boven te verwachten, zoodat Gods bovennatuurlijke tusschenkomst vervangen wordt door eene natuurlijke, geschiedkundige ontwikkeling. Zal de Kerk nu voorbereid worden op de komst van Christus, dan zijn er andere goddelijke wonderen noodig, bepaaldelijk eene vernieuwing van het apostelschap en van de geestelijke gaven. Die vernieuwing heeft, volgens hen, plaats gehad in het Irvingianismus, waarin de ware, apostolisch-algemeene Kerk zigtbaar geworden is. Ook deze evenwel zal niet bestand wezen in den strijd tegen den Antichrist.
Vóór de verschijning van dezen zal de ware Kerk van Christus in de lucht worden weggevoerd, zoodat op aarde, na de algemeene afvalligheid van alle andere Christenen, alleen de Israëlieten als getuigen Gods zullen overblijven. Deze zullen zich in Palaestina vereenigen, totdat Christus in ligchamelijke gedaante zoowel met zijne verrezene als met zijne pas weggevoerde volgelingen terugkeert, om den troon van David en de 12 zetels der Apostelen te herstellen en alle voorspellingen van het Oude Testament te vervullen. Dan neemt het Duizendjarig rijk een aanvang, waarop eene tweede opstanding en de groote oordeelsdag volgen. Bij deze apocalyptische zienswijze had alzoo de Irvingiaansche Kerk de taak om de volmaking van het ligchaam van Christus te bevorderen en te voleindigen. Tot dat einde heeft het nieuwe Pinksterwonder plaats gehad, als strekkende om de bedieningen en geestelijke gaven van den tijd der Apostelen wederom in het leven te roepen. In tegenstelling van het „Babel” is de „Eene, zigtbare, Apostolische, algemeene Kerk” gegrondvest op algemeen geldende goddelijke verordeningen, die men tot zekere hoogte aantreft in de R. Katholieke Kerk. Zij bezit als geloofsregel eene objectieve leer, in de Apostelen en Profeten een levend gezag, hetwelk de Gewijde Schrift naar eisch verklaart, terwijl het nergens toe dient de doode letter dier Schrift te verspreiden. Desgelijks hebben hare sacramenten eene objectieve zegenende kracht, onafhankelijk van het geloof der afzonderlijke personen, waarop men zich trouwens niet kan verlaten.
Er zijn 4 kerkelijke bedieningen, namelijk die der apostelen, profeten, evangelisten en herders. De apostelen worden regtstreeks door God aangewezen door den mond der profeten; zij zijn in het bezit van volkomene heiligheid, en hun aantal is 12, evenals in de oorspronkelijke Christelijke Kerk. De gave der profetie openbaart zich vooral door het spreken van vreemde talen; intusschen zijn niet allen, die deze gave bezitten, tot de profetische bediening bestemd. De herders zijn de leeraars der geloovigen, en de evangelisten belasten zich met het zendelingschap ter uitbreiding van de Algemeene kerk: op de kerkelijke bedieningen volgen de gemeentelijke, namelijk die der engelen (bisschoppen), oudsten, priesters en diakenen. De dienaren der kerk en der gemeente ontvangen naar oud-Israëlietische gewoonte de tienden. De eeredienst onderscheidt zich door uitwendigen luister en stemt overeen met die der R. Katholieke Kerk.
De oorsprong dezer secte is te zoeken in de Engelsche en Schotsche bidvereenigingen, die naar profetische voorlichting en naar het regte verstand der Bijbelsche voorspellingen, inzonderheid der Openbaring van Johannes, streefden en de spoedige terugkomst van Christus afsmeekten van God. Eene der ijverigste dier vereenigingen had sedert 1827 hare vergaderplaats te Albury-Park in Sussex, op het buitenverblijf van den bankier Drummond. Te Port-Glasgow geschiedde in 1830 de eerste uitstorting van den Heiligen Geest. Irving, in dien tijd predikant in de Schotsche kerk te Londen, was de eerste, die het genot smaakte, dat zijne leerrede werd afgebroken door eene talen-sprekende dame (16 October 1830), en dit verschijnsel herhaalde zich zóó dikwijls, dat hij in elke preek opzettelijk eene pauze hield, om aan de talen-sprekenden gelegenheid te geven, hunne gave te openbaren. Reeds in 1832 had de Heilige Geest de eerste 2 apostelen benoemd. Irving, den 3den Maart 1833 in zijn ambt geschorst, bragt het niet verder, dan tot de waardigheid van engel. Eerst na zijn dood werd het twaalftal apostelen voltallig, zoodat de nieuwe Kerk zich met Kerstmis 1835 op een Concilie te Londen vestigen kon. Op een tweede Concilie in Junij 1836 werd besloten, dat men in naam van God eene toespraak zou rigten tot de geheele Kerk op aarde, en de apostelen, nadat zij den aardbodem onderling verdeeld hadden, vertrokken naar alle kanten.
Na verloop van 2 jaar kwamen zij teleurgesteld weder bijeen. Ook de aangekondigde wonderen waren uitgebleven en het termijn voor het vergaan der wereld (14 Julij 1835) was verstreken. Daardoor echter liet men zich geenszins afschrikken. Men verschoof, natuurlijk door een beter verstand van de Heilige Schrift, den jongsten dag, noemde de wonderen overtollig, daar ook de duivel wonderen zou kunnen doen, en verheugde zich des te meer, in het spreken van talen een krachtig bewijs te bezitten voor de werking van den Heiligen Geest. Dit verschijnsel, schoon niet nieuw, was trouwens ook het meest geschikt, om de algemeene aandacht te boeijen. Getuigen beschrijven het als een spreken met vreemde, krijschende, scherp-geaccentuëerde geluiden, welke door mannen en vrouwen in een staat van groote opgewondenheid op krampachtige wijze werden uitgestooten. De nieuwe secte vond vooral aanhangers bij de hoogere standen. Men vermeldt, dat zij in Groot-Brittanje omstreeks 5000 leden bezit.
In Duitschland vond het Irvingianismus eerst ingang omtrent het jaar 1848. Het werd voorts bevorderd door de staatkundige en kerkelijke reactie, en zijn uitwendige glans was verlokkend voor de aristocratie. Te Berlijn plaatste zich de hoofdredacteur der „Kreuzzeitung”, de justitieraad Wagener als engel aan het hoofd eener gemeente, welke grootendeels uit gepensioneerde officieren bestond. Te Marburg werd Thiersch, hoogleeraar in de godgeleerdheid, een bekeerling van den apostel Carlyle. Te Königsberg was de evangelist Max van Pochhammer, naar men zeide „op hooger gezag”, met vrij goed gevolg werkzaam, daar hij een gunstig oor vond bij vele aanhangers van de Oud-Luthersche predikanten Ebel en Diestel, die in 1842 waren afgezet.
Andere gemeenten ontstonden door den invloed van Thiersch, Pochhammer en den profeet Charles Böhm in Erfurt, Magdeburg, Posen, Neustettin, Memel, Görlitz en Liegnitz. In Zuid-Duitschland verbreidde de Schot Caird uit Montrose de Irvingiaansche leer vooral in het bisdom Augsburg, ook onder de R. Katholieken. Te München was Thiersch jaren lang werkzaam, en te Weenen deed Caird eene poging om eene gemeente te stichten. In Zwitserland vindt men uitsluitend te Basel Irvingianen. Buiten Engeland blijven de Irvingianen gewoonlijk leden der Staatskerk en kiezen er slechts bepaalde personen, aan wie de kerkelijke en gemeentelijke bedieningen worden opgedragen, — ’t geen reeds meermalen aanleiding heeft gegeven tot moeijelijkheden. ’t Schijnt echter, dat de secte haar toppunt reeds bereikt heeft en langzamerhand begint te dalen.