Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

IJzererts

betekenis & definitie

IJzererts. De voornaamste ijzerertsen zijn: spaatijzersteen of ijzerspaat, koolzuur ijzeroxydule in kristallijnen toestand, Het zuivere mineraal bevat 62% ijzeroxydule. Veelal is het echter vermengd met bruinspaat, kalkspaat, kwarts enz., zoodat zijn ijzergehalte zelden meer dan 40% bedraagt. Men vindt dit erts in gangen, lagen en onregelmatige massa’s. Het komt voor in graauwakvormingen en in zechsteen.

— Sphaerosideriet, eigenlijk slechts het voorgaand erts in een digteren toestand. Is het met leem vermengd, dan noemt men het ook leemijzersteen. Het ontving den naam van sphaerosideriet wegens zijne neiging tot sphaeroïdale vormingen. Men vindt er namelijk uitgestrekte beddingen van, die uit lensvormige ligchamen bestaan. Het komt nagenoeg niet anders voor dan in beddingen, vooral tusschen lagen, welke bruin- of steenkolen bevatten. Bovengenoemde 2 ertsen zijn in verschen toestand geelachtig wit, maar worden in de opene lucht weldra bruin aan de oppervlakte. — Bruinijzersteen, een ijzerhydroxyde als gesteente. Het bevat in zuiveren toestand bijna 86% ijzeroxyde. Doorgaans evenwel is het met kwarts, kalk of leem vermengd, zoodat het ijzergehalte niet zoo hoog klimt.

De leemrijke verscheidenheden bestempelt men ook wel met den naam van leemijzersteen, evenals bovengemelde soort van sphaerosideriet, en de mangaanhoudende verscheidenheden, wegens hare donkere kleur, met dien van zwartijzersteen. Men vindt dit erts in gangen en lagen tusschen zeer verschillende gesteenten. — Grasijzersteen of moeraserts, eigenlijk slechts eene poreuze of zandige verscheidenheid van bruinijzersteen. Sedert 1755 bestaat te Deventer eene ijzergieterij, waarin dit erts onder den naam van oer wordt versmolten. Men vindt het aan de oevers van de Schipbeek, vooral in de omstreken van Bathmen, onder den grasgrond in lagen van ongeveer ½ Ned. el. Ook in het graafschap Zutfen bestaan dergelijke ijzergieterijen. — Roodijzersteen of roodijzererts, namelijk ijzeroxyde zonder water als mineraal of gesteente. In gekristalliseerden of kristallijnen toestand draagt het den naam van ijzerglans of ijzerglimmer. Het bevat in dien staat 70% ijzer en 30% zuurstof, doch gewoon roodijzersteen is veelal vermengd met kiezel, leem, mangaan enz. Eene zijner verscheidenheden noemt men ijzerkuitsteen of eijerijzersteen.

— Magneetijzersteen of magneetijzererts, eene verbinding van ijzeroxyde met ijzeroxydule. Het bevat in zuiveren toestand 69% oxyde en 31% oxydule, en in beide te zamen vindt men 72,4% metallisch ijzer. Doorgaans evenwel is het vermengd met kwarts, chloriet, granaat, kalkspaat en ijzerglans, of ook wel met koper- en ijzerkies. Magneetijzersteen is zwart, en ook zijn poeder heeft die kleur; zoowel deze als de eigenschap, dat het door den magneet wordt aangetrokken, onderscheidt het van andere ijzerertsen. Men vindt het in lagen of in massa’s tusschen kristallijnen schilfergesteenten, zooals gneis, glimmerlei, chlorietlei enz. Intusschen komt het ook voor in gangen, alsmede ingesprenkeld in laatstgenoemde gesteenten. — Boonerts, dat zijn naam ontleent aan zijne boonvormige korrels. Zijn deze groot van stuk, dan geeft men aan dit erts ook wel den naam van nierenerts. Het bestaat uit bruin- of roodijzersteen en bevindt zich vooral in grotten en kloven van kalksteen.

< >