Hunyad, een Hongaarsch comitaat, in Siebenbürgen gelegen, grenst ten noorden aan Zarand, ten oosten aan Unterweiszenburg enz., ten zuiden aan Walachije en ten westen aan Hongarije. Het is het grootste comitaat van Siebenbürgen en telt op 114 □ geogr. mijl 5 marktvlekken en 336 dorpen. Het land is grootendeels bergachtig; vooral in het zuidelijk en zuidwestelijk gedeelte heeft men hooge, boschrijke, nagenoeg onbewoonde bergen, welke men in de Hunyader Alpen en in de Pareng-, Vulcaan- en Retyesàt-groepen verdeelt. Tot de hoogste toppen behooren de Pareng (2500 Ned. el hoog), de Skelvoi, de Kirsja (beide van dergelijke hoogte) en de iets hoogere Retyesàt.
De westelijke bergen van het comitaat behooren tot de GodjanSarko- of Cserna-groep, doch de noordelijke tot het Siebenbürgsche Ertsgebergte. De Vulcaanpas (1000 Ned. el hoog) leidt van Hunyad naar Walachije, en die van de Ijzeren Poort (Marmoera), vermaard in de oorlogen tegen de Turken, naar Hongarije. De Marosj stroomt door het noordelijk gedeelte van het comitaat van het oosten naar het westen. — Het tweede hoofddal is het Hatszeger Bekken, bekend wegens zijne overblijfselen uit den tijd der Romeinen; het wordt besproeid door de Strehl en hare zijrivieren, en het Csema-dal,daaraan evenwijdig loopende, bevat eene onuitputtelijke massa ijzersteen. Daarentegen vindt men in het zuiden het Schilbekken met uitgestrekte bruinkolenlagen. In de trachietgebergten ten noorden van de Marosj heeft men de beroemde goud- en zilvermijnen met hare merkwaardige telluriumertsen — vooral te Nagyag, en in lager gelegene dalen tiert de wijnstok.
Voorts is de bergstreek voorzien van goede alpenweiden, zoodat een groot gedeelte der inwoners zich uitsluitend met de veeteelt bezig houdt. De bevolking telt ongeveer 170000 zielen en behoort, met uitzondering van eenige Magyaren, tot den stam der Walachen; zij belijden de Grieksch-Katholieke godsdienst. De hoofdplaats van het comitaat is het marktvlek Vajda-Hunyad, gelegen aan het vereenigingspunt der Cserna en der Zalasd, met een fraai, door den gouverneur Johan Hunyady gebouwd en door Bethlen verfraaid kasteel, hetwelk in 1854 door de vlammen verteerd werd. Grooter evenwel is het marktvlek Deva aan de Marosj, met een slot, hetwelk in 1849 is verwoest.