Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Hoornblende

betekenis & definitie

Hoornblende of amphibool is een uit talk, kalk, kiezel, leem, ijzeroxydule en mangaanoxydule bestaand, half-doorzigtig tot ondoorzigtig mineraal, hetwelk scheeve rhombische zuilen tot grondvorm heeft. Het is grof- en fijnkorrelig, gedeeltelijk eenigzins schelpachtig op de breuk, en groen, grijs, zwart of wit gekleurd. Men vindt deze delfstof in kristallijne massa’s; zij smelt vóór de blaasbuis tot een zwart, groenachtig bruin of groenachtig wit glas.

Men onderscheidt: Straatsteen (actinoliet) in verschillende schakéringen van groen of bruin, — grammatiet (tremoliet), meestal in dolomiet en korreligen kalksteen, schoon ook wel in gangen en beddingen met ertsen, en zeer verschillend van kleur, — eigenlijke hoornblende, die meestal pikzwart, doorgaans zeer donker, maar ook wel eens blaauwachtig groen of groenachtig wit is, — en anthophylliet, ook verschillende kleuren bezittende. De eigenlijke hoornblende is algemeen verspreid en een bestanddeel van vele gesteenten, zooals syeniet, dioriet enz. Intu schen vormt zij ook zelfstandig het hoornblendegesteente en de hoornblendelei, terwijl men ze ook aantreft in basalt, lava, wacke enz., en in losse kristallen in vulcanisch tuf.

Hoornbloem Hoornbloem (Cerastium L.) is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Alsineën. Het onderscheidt zich door 5 of 4 kelkbladen, door 5 of 4 tweespletige of spits uitgerande bloembladen, door 10 of 8 meeldraden, door 5 of 4 stijlen tegenover de kelkbladen en door eene 10- of 8-tandige zaaddoos.

Van de inlandsche soorten noemen wij: C. arvense L. (akkerhoornbloem), met bloembladen, die dubbel zoo lang zijn als de kelk, lijn-lancetvormige bladeren, kortharige bloemstelen en breed berande dekbladen; deze vaste plant heeft zodenvormende, onvruchtbare stengeltjes naast de opstijgende, vruchtbare, — C. triviale Link, met ei-lancetvormige, stompe of getande kelkbladen met eene bijna tot den top doorloopende groene streep, met uitstaande bloemstelen en een gebogen, forschen stengel, uit een liggenden, vaak wortelenden voet oprijzend, — C. semidecandrum L., met dekbladen met zeer breede, vliezige, getande randen, breedvliezige aan den top uitgevreten, getande kelkbladen, stijve, na den bloei teruggeslagene, later weder opgerigte bloemstelen, kleine, opgerigte of opstijgende stengels en meestal 5 meeldraden, — C. glutinosum Fr., met smal berande kelkbladen met een aangespitsten, kalen top en eene tot bij het uiteinde doorloopende groene streep, met aan den top gebogene, na den bloei loodregt opstaande, daarna weder opgerigte bloemstelen, — C. tetrandrum Curt., met geheel kruidachtige, aan den top kale kelkbladen, stijve, na den bloeitijd teruggeslagene, later weder opgerigte bloemstelen, meest 4-tallige bloemen en lijnlangwerpige bladeren, waarvan de onderste langgesteeld zijn, — en C. glomeratam Thuill., met vruchtstelen, die korter of naauwelijks langer zijn dan de kelk, gebaarde kelkblaadjes, en uitstaande, een weinig gebogene bloemstelen.

Hoornklaver Hoornklaver (Trigonella L.) is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Vlinderbloemigen. Het heeft veel overeenkomst met het geslacht Klaver (Trifolium L.) en onderscheidt zich door een klokvormigen, 5-spletigen kelk en door een zeer kleinen kiel, terwijl de vleugels en het vlagje eenigzins openstaan en als het ware eene 3-bladige bloemkroon vormen. De peul is langwerpig, zamengedrukt of rolrond, gespitst, bijna regtstandig en veelzadig. Het is niet zeker of de gekromde hoornklaver (T. corniculata L.) in ons Vaderland groeit. Langs de Middellandsche Zee tot ver in Arabië en Afrika groeit T. Foenum graecum L. of Grieksch hooi, waarvan wij eene afbeelding geven op l/3 der natuurlijke grootte. De zaden dezer plant zijn zeer slijmerig en bevorderen den vetgroei.

< >