Pikzwart
adj., pikswart; -e ogen, eagen as gitten.
M. J. Koenen's (1937)
bn., als zn. o. (erg zwart): pikzwarte inkt, pikzwarte haren, pikdonker; een pikzwarte lucht; in het pikzwart, geheel in het zwart gekleed.
Jozef Verschueren (1930)
('pik) bn. en bw. 1. zo zwart als pik, zeer zwart: haar; in het (gekleed) zign. Syn. → gitzwart. 2. pikdonker : in de -e nacht.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
Pikzwart - is technisch campèche-hout-extract, dat vroeger algemeen gebruikt werd in vereeniging met ijzerzouten om zwart te verven. Is bijna geheel verdrongen door de aniline-kleurstoffen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
bn., 1. zo zwart als pik: een pikzwart gezicht zetten, erg boos kijken; zelfst.: in het pikzwart (gekleed); 2. pikdonker.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: