Heusden (Albertus Ascanius van), een verdienstelijk Nederlandsch letterkundige, geboren te ’s Hage den 25sten Februarij 1808, bezocht aldaar de Latijnsche school met het plan om vervolgens aan de Leidsche Académie zijne studiën voort te zetten. Hij werd echter in 1827 gouverneur bij eene aanzienlijke familie in zijne geboorteplaats, en ontving in 1829 eene benoeming tot leeraar der 2de klasse in de Nederlandsche taal- en letterkunde aan de Koninklijke Militaire Académie. Gedurende de jaren 1830—1836 was hij toegevoegd aan den hoogleeraar J. Bosscha, auditeur-militair te Breda, ontving in 1811 eene aanstelling tot leeraar der 1ste klasse aan de Militaire Académie, werd er in 1844 lector, — in 1852 lector der 1ste klasse en in 1855 hoogleeraar. Bij de reorganisatie der Académie in 1872 ontving hij een eervol ontslag, en overleed te Breda den 16den April 1874.
Hij was ridder van de orde der Eikenkroon en van die van den Nederlandschen Leeuw, — lid van de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden en van het Historisch Genootschap te Utrecht, terwijl de Utrechtsche Académie hem in 1848 eershalve den rang van doctor in de letteren toekende. Ook in de stad zijner inwoning was hij algemeen geacht en in onderscheidene belangrijke betrekkingen werkzaam, terwijl hij door zijne uitgebreide kennis en paedagogische bekwaamheid onschatbare diensten aan de Militaire Académie bewezen heeft. Van zijne geschriften vermelden wij: „Handleiding tot de aardrijkskunde (2 dln)”, — „Leerboek der aardrijkskunde”, — „Handleiding tot de nieuwe geschiedenis, voor de kadetten van alle wapenen (3 dln)”,— „Handboek der aardrijkskunde, staatsinrigting, staathuishouding en statistiek voor het koningrijk der Nederlanden (2 dln)”, — en „Lof van den oorlog, of wederlegging van de leerstellingen der vrienden van den vrede.”