Hermannstadt (Cibinium, in het Hongaarsch Nagy-Szeben), de hoofdstad van een gewest in Siebenbürgen en ook wel de hoofdstad van het geheele grootvorstendom, ligt in eene bekoorlijke vlakte aan de Szeben, bestaat uit eene Bovenstad, Benedenstad, Jozefstad en nog 4 andere voorsteden, welke hoofdzakelijk door Walachen en Zigeuners bewoond worden, en telt ongeveer 20000 inwoners, van welke bijna de helft tot het Luthersche Kerkgenootschap behoort. De bovenstad ligt op een heuvel en bezit een fraai marktplein, doch onregelmatig aangelegde straten. Van de merkwaardige gebouwen noemen wij : De Evangelische hoofdkerk in spitsboogstijl, de R. Katholieke parochiekerk, het gebouw der gewestelijke vertegenwoordiging, het stadhuis, het krankzinnigengesticht, het militaire hospitaal, en het paleis van den baron von Brückenthal met een muséum. Tot dit laatste behoort eene aanzienlijke bibliotheek, een kabinet van munten en penningen, eene verzameling van schilderijen, eene van oudheden, en eene van delfstoffen.
Hermannstadt is sedert eeuwen de residentie der Saksische graven, voorts die van de Saksische vertegenwoordiging, van het consistorie der Augsburgsche confessie in Siebenbürgen, alsmede van een Griekschen aartsbisschop. Men vindt er eene regtsgeleerde faculteit, een Evangelisch en R. Katholiek gymnasium, eene kweekschool voor onderwijzers , benevens andere scholen, — voorts onderscheidene inrigtingen van weldadigheid. De nijvere inwoners vervaardigen laken, hoornen kammen, hoeden, kaarsen, zeep enz., en er zijn ook vele looijerijen, een papier- en een buskruidmolen, eene fabriek van stearinekaarsen en eene van zwavelzuur, en 5 boekdrukkerijen. De omstreken der stad zijn zeer bevallig. — Oorspronkelijk was zij een dorp en droeg den naam van Villa Hermanni. Men meldt, dat bedoelde Hermann een burger van Nürnberg was, die aldaar in de 12de eeuw eene kolonie stichtte, welke reeds in 1223 van koning Andréas aanmerkelijke voorregten ontving.