Onder dezen naam vermelden wij:
Johan Friedrich Wilhelm Herbst, predikant bij de St. Maartenskerk te Berlijn en tevens een verdienstelijk natuurkundige. Hij werd geboren te Petershagen in het vorstendom Minden en maakte zich vooral bekend door zijne beschrijving van gelede dieren. Tot zijne voornaamste werken behooren: „Versuch einer natürlichen Geschichte der Krabben und Krebse (1782—1804, 3 dln)”, — „Kurze Einleitung zur Kentniss der Gewürme (1787—1789, 2 dln)”, — „Natursystem der Käfer (6 dln)”, — „Natursystem der Schmetterlinge (7 dln)”, — en „Natursystem der ungeflügelten Insecten (de laatste 3 werken 1798—1800)”. Hij overleed te Berlijn den 5den November 1807.
Eduard Herbst, een verdienstelijk Oostenrijksch regtsgeleerde. Hij werd geboren te Weenen den 9den December 1820, studeerde aldaar in de regten, begaf zich na zijne promotie in Staatsdienst, en werd in 1847 gewoon hoogleeraar in de regten aan de universiteit te Lemberg. In 1858 vertrok hij in dergelijke betrekking naar Praag, werd er in 1859 tot rector gekozen, en zag zich in 1861 afgevaardigd naar den Boheemschen Landdag en door dezen naar den Rijksdag. Hier behoorde hij, als leider van de Duitsche constitutionele partij, tot de uitstekendste redenaars. Hij nam deel aan de beraadslagingen over alle belangrijke aangelegenheden, was lid van vele commissiën, en werd door onderscheidene Boheemsche gemeenten tot eereburger benoemd. Tot zijne merkwaardigste geschriften behooren: „Handbuch des österreichischen Strafrechts (1855, 2 dln; 2de druk 1865)”, — „Sammlung von strafrechtlichen Entscheidungen des obersten Gerichtshofs (1853; 3de druk 1858; „Nachtrage”, 1860)”, — en „Einleitung in das österreichische Strafproceszrecht 1860)”.