Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Heilbron

betekenis & definitie

Heilbron (David), een uitstekend Nederlandsch geneeskundige, geboren te ’s Hage den 4den Julij 1762, was van Israëlitische afkomst, studeerde te Leiden, en werd in 1748 bevorderd tot doctor in de medicijnen.

Aanvankelijk vestigde hij zich in z|jne geboorteplaats, waar de roem zijner geleerdheid hem onderscheidene commissiën bezorgde, welke hem door het staatsbestuur werden opgedragen. In 1800 ging hij naar Amsterdam en verkreeg er eene uitgebreide practijk, doch zag zich in 1808 benoemd tot chef van het 4de bureau bij het ministérie van Binnenlandsche Zaken, welke betrekking hij echter in 1810 nederlegde. In 1815 werd hij belast met eene herzienning der wetten op de veeartsenijkunde, en in 1818 geplaatst bij het ministérie van Publiek Onderwijs, Nationale Nijverheid en Koloniën, terwijl hij tevens onderscheidene commissiën waarnam en voorts zijn kerkgenootschap ter dienste stond door zijne uitgebreide kennis der Hebreeuwsche taal- en letterkunde.

Nadat hij in 1825 een eervol ontslag had bekomen als commies bij het ministérie, benoemde men hem in 1826 tot geneeskundig lid van het armbestuur en ziekenhuis der Nederlandsch-Israëlietische gemeente te Amsterdam. In die betrekking bragt hij veel loffelijks tot stand en nam ze waar — tegelijk met zijne groote practijk — tot aan zijn dood op den 5den Junij 1847. Hij werd wegens zijne edele beginselen en zijn smetteloos karakter algemeen geacht. Hij was in 1796 lid geworden der Hollandsche Maatschappij, en deze deed eene medaille vervaardigen ter zijner eer, toen hij in 1846 het halve eeuwfeest van dat lidmaatschap mogt gedenken. Ook was hij ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. Hij schreef onder anderen: „Verhandeling over het bezigen van purgeermiddelen in de borstziekten (1790)”, bekroond door het genootschap „Servandis Civibus”, — „Iets over het verband tusschen scrophuleuse klierziekten, Engelsche ziekten en dauwworm (1791)”, — Verhandeling over de oorzaken van het beslag op de tong enz. (1796)”, met zilver bekroond door het Bataafsch Genootschap, — „Verhandelingen over de ziekteteekenen uit de oogen in heets ziekten (1798)”, met zilver bekroond door het Bataafsch Genootschap, — „Verhandeling over de teekens of verschijnselen der oogen in slepende ziekten (1801)”, met goud bekroond door laatstgenoemd genootschap, — „Verhandeling over de middelen tegen de besmetting van de ware veepest (1824)”, met goud bekroond door de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen; — voorts schreef hij een aantal opstellen in tijdschriften.

< >