Hagedissen (Saurii) noemt men de tweede orde der beschubde kruipende dieren (Reptilia squamata). Zij omvat 6 familiën, namelijk de krokodillen, geschubden, wormtongigen, diktongigen, gekko’s en korttongigen. Hier bepalen wij ons bij de tweede namelijk:
De geschubden of eigenlijke hagedissen. Deze familie onderscheidt zich door een rug met schubben, een buik met schilden, en een staart met ringen. De leden dezer familie hebben 4 pooten met 5 teenen en klaauwen, eene bewegelijke, aan de punt gespletene tong, in- of aangegroeide tanden en geen middenrif. Het zijn meestal landdieren, welke van insecten, eijeren enz. leven.
Het geslacht der hagedissen (Lacerta L.) bezit een kop, buik en pooten met schilden, een met schubringen bedekten, ronden staart, tanden die aan den wortel hol zijn, en dij-klieren. Men vindt dit geslacht in alle werelddeelen, en de gewone hagedis (L. agilis L.) behoort in geheel Europa te huis. D§ groene hagedis (L. viridis L.) leeft vooral in het zuiden van Europa, en de grootste soort in ons werelddeel is de gedelete hagedis (L. ocellata L.) die langronde vlekken op de zijden draagt. De muurhagedis (L. muralis L.) brengt levende jongen ter wereld, — de overige soorten leggen met eene lederachtige schaal omslotene eijeren.
Tot deze familie behoort ook het geslacht der Waarschuwere (Monitores), groote hagedissen, wier kop en lpf met kleine schubben bedekt zijn. Zij voeden zich met krokodilleneijeren en geven door gesis de nadering van hare vijandinnen — de krokodillen — te kennen.