Guyon (Richard), generaal in Hongaarsche dienst gedurende den omwentelingsoorïog van 1848 en 1849, werd geboren in 1812 te Bath in Engeland, vocht reeds vroeg in Portugal tegen don Miguël, en trad in 1832 te Triest in Oostenrijksche dienst. Weldra werd hij bevorderd tot luitenant-kolonel en adjudant van generaal Splényi. Nadat hij in 1839 met eene dochter van dezen gehuwd was, nam hij zijn ontslag, en wijdde zich in het comitaat Komorn aan den landbouw. Toen in 1848 Jellatsjisj in Hongarije viel, werd Guyon door het Hongaarsch ministérie van Oorlog benoemd tot majoor en kommandant van een bataljon vrijwilligers, waarna hij deel nam aan den togt van generaal Moga tot ontzet van Weenen.
In het gevecht bij Schwechat (30 October) was hij de eenige Hongaarsche bevelhebber, wiens bataljon niet op de vlugt ging, weshalve hij tot kolonel benoemd werd. In weerwil van zijne dapperheid zag hij zich genoodzaakt den 14den December achter de Waag terug te trekken. Gedurende den winterveldtogt bevond hij zich bij het leger van Görgei en volbragt de bestorming van den Branyisko (5 Februarij 1849), het roemrijkste wapenfeit der Hongaren. Daar hij het steeds oneens was met Görgei, werd hij tot kommandant benoemd van de door de Oostenrijkers belegerde vesting Komorn, en met 90 ruiters baande hij zich met voorbeeldelooze vermetelheid derwaarts een weg. Toen echter Görgei minister van Oorlog werd, ontnam hij aan Guyon het kommandement.
Deze, hierover verbitterd, snelde naar Debreczin en vorderde van Kossuth zijn ontslag, doch liet zich overreden, om bij het zuiderleger onder Vetter te dienen. Hier bragt hij een reserve-leger bijeen, waarmede hij Arad veroverde en den 14den Julij bij Hegyes strijd voerde. Na de rampspoedige veldslagen bij Szöreg (5 Augustus) en Temeswar (9 Augustus) week hij met Kossuth naar Turkije, en werd er onder den naam van Khoersjid tot pasja van Damascus benoemd. In 1850 dempte hij een opstand te Aleppo, bevond zich in 1854 als chef van den generalen staf op het tooneel van den oorlog, en overleed te Constantinopel den I2den October 1856. — Omtrent François Guyon, den moordenaar van prins Willem I van Oranje raadplege men Gerard.