Gundulitsj (Iwan) of Giovanni Gondola, een vermaard Serbisch dichter en de zoon van den geschiedschrijver Frans Gundulitsj, werd geboren te Ragusa den 8stenJanuarij 1588, behoorde tot een aanzienlijk geslacht en maakte zulke snelle vorderingen in de regtsgeleerdheid, dat hij reeds op jeugdigen leeftijd aanzienlijke ambten bekleedde in de aristocratische republiek van Ragusa. Zijne gedichten vormen een spiegel van zijn tijd. Zij getuigen van eene classieke en Christelijke vorming, alsmede van den hardnekkigen strijd, vooral door de Slawen tegen de Turken gevoerd. Hij overtreft al zijne voorgangers in rijkdom van inhoud en sierlijkheid van vorm, en was onder de Slawen de eerste tooneeldichter, gelijk ook de eerste wel-ingerigte Slawische schouwburg te Ragusa verrees.
Zijn meestberoemd stuk is een heldendicht in 20 zangen, getiteld „De Osmaniade". Hij bezingt daarin de daden van Osman II en den roem van de Polen — vooral van hun koning Wladislam IV — in den veldtogt van 1621. Dit gedicht verscheen de eerstemaal te Ragusa in 1626, en is in 1844 en 1854 uitgegeven te Agram. Van zijne tooneelstukken noemen wij: „Ariadne”, — „De gerooide Prosérpina”, — „Adonis”, — en „De Koralen”, — van zijne overige gedichten: „Het lied van Gods grootheid", — „De tranen van den berouwhebbenden zoon”, — „De vrouw van Ragusa”, — en „Elegie op den dood van Maria Kalandriea”, — en van zijne vertalingen: „De zeven boetpsalmen”, — „Filida” van Shyra, — „De beschaamde minnaar” van Preto, — en het „Verlost Jerusalem” van Tasso. Hij overleed in 1638. Hij had 3 zonen, van welke 2 hooge betrekkingen hebben bekleed in Oostenrijksche krijgsdienst, terwijl de derde in 1082 overleden is als vorst (knees) van de stad Ragusa.