Grodno een gouvernement van WestRusland, voorheen een gedeelte van Litthauen, telt op eene uitgebreidheid van ruim 691 □ geogr. mijl eene bevolking van bijna een millioen zielen en is verdeeld in 9 districten.
Het land is over het geheel vlak en behoort in het zuidwesten tot het stroomgebied van de Weichsel, in het noorden tot dat van de Niemen en in het zuidoosten tot dat van de Dnjepr. Naar de Weichsel stroomt er de Boeg met de Lesna en Moechawiza, en de Narew met de Koloena en Narewka, naar de Niemen de Sjtsjara en de Zelwa, — en de Prsjipietz, eene zijrivier van de Dnjepr, ontvangt er de Jasiolda. De aanzienlijkste meren zjjn er het Sporowko-, Bielo- en Bobrowizko-meer. In het zuidelijk gedeelte bevinden zich nog vele moerassen, doch onderscheidene zjjn door eene verbeterde afwatering in goede weilanden herschapen. Op eenigen afstand van de rivieren is de grond er zandig, maar bevat voor ’t overige veel klei. De voornaamste voortbrengselen zijn er gerst, groenten, ooft, vlas, hennep, hop en hout.
In de uitgestrekte bosschen vindt men er wilde zwijnen, wolven, beeren enz. Op de heide van Bialowicza zwerft de oer-os nog rond. De inwoners zijn Rusniaken, Litthauers en Polen, en behooren meerendeels tot de R. Katholieke Kerk; er zijn echter ook Grieken en Israëlieten. De hoofdstad, die denzelfden naam draagt, ligt aan den spoorweg op eene hoogte op den regteroever van de Niemen en heeft ongeveer 25000 inwoners, 12 kerken, waaronder zich eene Luthersche bevindt, 6 kloosters, eenige synagogen, 2 kasteelen, een aantal vervallen paleizen en een gymnasium. Er zijn eenige fabrieken, en de handel is er vrij levendig. Te Grodno onderteekenden op den Rijksdag van 1793 de Poolsche Rjjksstanden de tweede verdeeling van Polen, en Stanislaus Augustus deed er den 25sten November 1795 afstand van de kroon.
