Grewia L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Tiliaceën. Het onderscheidt zich door 5 lederachtige, van binnen gekleurde kelkbladen, even zoo vele aan den voet met eene klier of met een schubje voorziene bloembladen, een groot aantal vrije meeldraden, een enkelvoudigen stamper met een 4-lobbigen stempel en eene 4-lobbige steenvrucht. Het omvat boomen en heesters, wier bladeren en bloemen — deze in schermen geplaatst — op die van den iepenboom gelijken. Zij groeijen in warme gewesten.
Het meest bekend is G. orientalis L een Oost-Indische heester, die een paar Ned. el hoog wordt, met een bruinen stam ter dikte van een arm en bruine takken, wier twijgen, blad- en bloemstelen zeer behaard zijn. De roodachtige wortel, met eene zwarte schors bedekt, heeft een bitteren, specerijachtigen, eenigzins scherpen smaak, evenals de bladeren. Beide, alsmede de vruchten, worden in Oost-Indië als geneesmiddelen gebruikt — vooral tegen jicht. G. asiatica L., een OostIndische boom, draagt donkerroode steenvruchten met twee kernen; zij hebben een aangenamen zuren smaak en behooren tot de geliefkoosde vruchten. Deze planten hebben des winters eene warmte noodig van 1—5° C. en kunnen in het voorjaar door stekken vermenigvuldigd worden.