Graevius (Johannes Georgius), een uitstekend beoefenaar der oude letteren, werd geboren te Naumburg in Saksen den 29sten Januarij 1632, ontving zijne eerste opleiding op het gymnasium te Schulpforta en werd in 1649 naar Leipzig gezonden, waar hij onderwijs genoot van Johann Strauchius, hoogleeraar in de geschiedenis en in de Latijnsche taal.
Toen zijn vader kort. daarna met hem door Deventer trok, bleef er de jongeling achter, om de lessen van Gronovius te hooren, vanwaar hij zich naar Leiden begaf om de collegies van Saumasius en Heinsius, en eindelijk naar Amsterdam, om die van Davidd Blondel en van Alexander Morus te hooren. Hij ging voorts over tot het Calvinismus en werd in 1656 benoemd tot hoogleeraar te Duisburg, verhuisde in die betrekking 2 jaar later naar Deventer en in 1661 naar Utrecht, waar hij werkzaam bleef tot aan zijn dood, hoewel de regéring van Amsterdam, de curatoren van de Académie te Leiden, die van de universiteit te Heidelberg, ja, zelfs de Republiek Venetië niets onbeproefd hadden gelaten, om den beroemden man aan hunne inrigtingen van onderwijs te verbinden. Hij overleed den 10den Januarij 1703. Talrijk zijn de uitgaven van Latijnsche schrijvers, door Graevius bezorgd.
Daarvan noemen wij: „Isaaci Casauboni Epistolae (1656)”, — „Johannis Meursii Ceramicus geminus etc. (1663)”, — „Alberti Rubenii de re vestiaria veterum etc. (1665)”, — „Hesiodi Ascraei quae extant opera, Graece et Latine (1667 en 1701)”, — „Luciani Pseudo-sophista (1668)”, — „Justini historiae Philippicae (1669 enz.)”, — „Decii Magni Ausonii opera (1671)”, — „Marei Tullii Ciceronis Epistolarum libri XVI ad Familiäres (1677 en 1689)”, — „Lucii Annaei Flori Epitome rerum Romanarum (1680)”, — „C. Catullus, Tibullus, Propertius (1680)”, — „Marci Tullii Ciceronis de officiis libri tres, Cato major, sive de senectute, Laelius sive de amicitia. Paradoxa. Somnium Scipionis (1688 en 1689)”, — „Caius Julius Caesar (1697 en 1713)”, — „Marci Tullii Ciceronis Orationes (1692, 6 dln)” enz. Voorts schreef hij „Monumenta illustrium virorum et elogia, aucta antiquis monumentis in agro trajectino repertis (1671)”, — „Thesaurus antiquitatum Romanarum etc. (1694—1699, 12 dln)”, — „Thesaurus antiquitatum et historiarum Italiae etc. (1704—1725, 45 dln)”, — „Orationes, quas Ultrajecti habuit (1721)”, enz.