Goyon (Marie Augustin, graaf de), een Fransch generaal, geboren te Nantes den 13den September 1803, bezocht de militaire school te St. Cyr en werd in 1821 geplaatst als onderofficier bij de jagers te paard. Hij nam deel aan den Spaanschen veldtogt van 1823 als ordonnans-officier van den luitenant-generaal markies de la Roche-Aymon.
Nadat hij in 1838 tot kapitein bevorderd was, werd hij toegevoegd aan zijn schoonvader, den hertog de Fezensac, die zich als gezant in Spanje bevond; doch na verloop van weinige maanden keerde hij naar het leger terug. In Januarij 1839 werd hij majoor van het eerste regement hussaren, en in 1846 was hij opgeklommen tot kolonel van het tweede regement dragonders. Hij onderscheidde zich te Parijs, waar hij van April 1848 tot 15 April 1850 in garnizoen lag, bij het dempen der volksbewegingen. Op laatstgenoemden datum werd hij brigade-generaal en kort daarna kommandant der kavallerie-school te Saumur.
Na den staatsstreek moest hij als buitengewoon commissaris der regéring regt spreken over de staatkundige gevangenen, die in Bicêtre waren opgesloten. In 1853 werd hij vleugeladjudant van Napoleon en vergezelde dezen op zijne togten naar het oosten, zuiden en westen van Frankrijk. In November van dat jaar werd hij divisie-generaal, en verkreeg in 1854 het bevel over het occupatie-leger te Rome, waar hij tot 1860 vertoefde en gedurende den Italiaanschen veldtogt de orde handhaafde.
Daarna kwam hij weder in dienst bij den persoon des Keizers, doch keerde weldra, bij den inval van het Piémontésche leger in de Pauselijke Staten, naar Rome terug, waar hij aankwam op den 29sten September, den dag, waarop zich generaal Lamoricière aan den Piémontéschen admiraal Persano had overgegeven. Hier werd hij met verwijtingen overladen wegens de dubbelzinnige handelwijze van Frankrijk, — vooral door de Merode, den Pauselijken minister van Oorlog, doch hij gedroeg zich daarbij met ongemeen beleid.
In 1861 verkreeg hij den titel van generaal-en-chef van het occupatie-leger te Rome, doch in Mei 1862 riep de Keizer hem weder aan zijne zijde en benoemde hem tot senator. In 1867 zag hij zich aangesteld tot kommandant van het 6de arméekorps, werd in 1868 in de reserve geplaatst, en overleed te Parijs den 17den Mei 1870.