Gömör is de naam van een Hongaarsch comitaat, aan deze zijde van de Theisz gelegen. Het heeft eene oppervlakte van bijna 75 □ geogr. mijl. Uitloopers der Carpathen maken zijn bodem bergachtig, hoewel de hoogste top — die van den Koningsberg — slechts 1600 Ned. el hoog is. Men vindt er bij het dorp Agtelek een der merkwaardigste druipsteenholen van Europa.
Dit comitaat is van bevaarbare rivieren in alle rigtingen doorsneden , van welke de Hernad en de Gölnicz, de Gran en de Sajo de voornaamste zijn en tot bevordering van het handelsverkeer niet weinig bijdragen. De landbouw is er wegens den bergachtigen grond van niet veel belang, doch inzonderheid bloeijen er de ooftbouw, de mijnontginning en de veeteelt. Men heeft er op voortreffelijke weiden een uitmuntend ras van runderen. Men delft er veel ijzererts, en dientengevolge zijn er talrijke ijzergieterijen. Tot de overige takken van nijverheid behoren er vooral de papierfabrieken, de linnenweverijen, de pottebakkerijen en de glasblazerijen. Het aantal inwoners bedraagt er ongeveer 170000, waarbij zich slechts weinige Duitschers en Israëlieten bevinden, terwijl van de overigen nagenoeg de eene helft uit Magjaren en de andere uit Slawen bestaat. De meerderheid belijdt er de Luthersche godsdienst. De grootste stad is er Rosenau, maar de hoofdplaats van het comitaat het vlek Rima-Szombath.