Goldast (Melchior), genaamd von Heimingsfeld, een Duitsch schrijver, geboren den 6den Januarij 1576 te Espen bij Bisschoffszell in Zwitserland, studeerde te Ingolstadt en Altdorf in de regten, doch moest wegens ongunstige geldelijke omstandigheden de académie verlaten. Na eenigen tijd te hebben rondgezworven, vertoefde hij als secretaris van den hertog van Bouillon te Heidelberg en te Frankfort aan de Main, werd in 1604 hofmeester van den vrijheer von Hohensax, doch ging weldra weder aan het rondzwerven in Zwitserland, waarna hij in 1606 naar Frankfort terugkeerde, alwaar hij door correctie- en schrijfwerk zich naauwelijks water en brood verschaffen kon. Zijne pogingen, om eene betrekking te verkrijgen, werden tegengewerkt door Scioppius, Lipsius en andere geleerden, en als hij zijn doel bereikte, liet zijne wispelturigheid hem geene rust voordat hij het verworven ambt had vaarwel gezegd.
In 1611 werd hij raadsheer in Saksen-Weimar, doch reeds in 1615 vertrok hij als lands-geschiedschrijver naar Hessen, — in 1625 was hij privaat-docent te Frankfort, en later werd hij bij herhaling raad van legatie, — eindelijk kwam hij in dienst van Hessen-Darmstadt en overleed in 1635 als kanselier der universiteit te Gieszen. Zijn ongedurig leven en zijne daaruit voortvloeiende armoede noodzaakten hem tot de uitgave van verschillende geschriften, en onder deze zijn hoogst belangrijke, zooals de „Scriptores rerum Suevicarum(1606)”, — de „ Scriptores rerum Alemannicarum (1606, 3 dln, 2de druk 1730)”, — en „Constitutionum imperalium collectio (1607, 4 dln, 2de druk 1713)”. Ook heeft hij eene nieuwe uitgave bezorgd van de geschriften van Pirkheimer en van die van de Thou.