Goeverneur (Johan Jacob Antonie), een verdienstelijk Nederlandsch dichter en prozaschrijver, geboren te Hoevelaken in Gelderland den 14den Februarij 1809, werd in 1825 te Groningen, waar zijn vader predikant was, als student in de theologie ingeschreven. Daar deze intusschen weinig aantrekkelijks voor hem had, bepaalde hij zich bij de studie der oude en nieuwe letterkunde, en nam voorts in 1830 als vrijwilliger deel aan den Tiendaagschen Veldtogt. Na zijn terugkeer bezocht hij de Leidsche hoogeschool en deed aldaar in 1835 het doctoraal examen in de letteren. Inmiddels hadden zijne gedichten, aanvankelijk in den Groninger studenten-almanak geplaatst, hem als geestig zanger — onder den pseudonym van Jan de Rijmer bekend — een goeden naam bezorgd, zoodat hij besloot, zich te Groningen te vestigen, zich volgens zijne langgekoesterde neiging aan de beoefening der fraaije letteren te wijden, en zich door zijne pen eene onbezorgde onafhankelijkheid te verschaffen.
Van zijne gedichten noemen wij: „Gedichten en rijmen (1834, 2de druk 1864)”, — „Verstrooide rijmen (1854)”, — „Wijs en dwaas (1860)”, — en „Een cent in ’t zakje (1868)”, — welke bundels in 1874 onder den titel: „Gouverneur’s gezamenlijke gedichten en rijmen” in één bundel vereenigd zijn. Vooral „Jan de Rijmer’s togt naar den Zangberg”, — „De stille ronde”, — en het algemeen bekende, treffende dichtstuk „Het vliegend schip” wijzen hem eene plaats aan onder onze beste Vaderlandsche dichters.
Verbazend groot is het aantal geschiedkundige geschriften en romans, door Goeverneur in het Nederlandsch overgebragt. De opgave der titels zou meer dan ééne bladzijde vullen. Bovenal echter heeft hij groote verdiensten als schrijver van eene menigte keurige werkjes voor de jeugd, zoowel in proza als in poëzij. Daarin trilt de reine toon van een goed en edel hart, — daarin flikkeren de vonken eener frissche en natuurlijke geestigheid. Wél is het dus zeer te betreuren, dat de levensomstandigheden van dezen genialen dichter hem niet veroorloofden, zich uitsluitend aan oorspronkelijken arbeid te wijden.
Eindelijk vermelden wij nog, dat het door hem geredigeerde tijdschrift „De Huisvriend” sedert omstreeks 32 jaar een eersten rang bekleedt onder de populaire tijdschriften van ons Vaderland en nog altijd duizende lezers telt, die telkens met nieuw verlangen uitzien naar het voedsel voor hoofd en hart, hetwelk de talentvolle redacteur met aangename verscheidenheid en met eene saus van goedhartigen humor weet op te disschen.