Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Goens

betekenis & definitie

Goens (van). Onder dezen naam vermelden wij:

Rijklof van Goens, geboren den 24sten Junij 1619 te Rees, alwaar zijn vader als kornet van eene kompagnie kurassiers der Generale Staten in garnizoen was. Deze en diens voorvaders waren Friezen van afkomst en geboorte. In 1629 kwamen Rijklof en zijne ouders met het schip „Buren” te Batavia; in dat zelfde jaar overleed aldaar zijn vader, en in het volgende zijne moeder Hfillegond Jacobs, geboren te Franeker.

In 1631 trad hij in dienst bij de administratie der Oost-Indische Compagnie op de kust van Coromandel, werd in 1634 tot assistent in de pakhuizen te Batavia aangesteld en bekleedde daarna verschillende andere betrekkingen in dienst dier Compagnie. Zoo ging hij in 1644 als opperhoofd van Palembang de koningen van Jamby en Johor begroeten, — gedurende 1648 tot 1654 begaf hij zich vijfmaal als ambassadeur naar den soesoehoenan van Mataram, in 1650 als gezant naar den koning van Siam en in 1653 als commissaris naar Ceylon, Suratte en Wingurla. In Januari) 1654 werd van Goens door de bewindhebbers der Oost-Indische Compagnie aangesteld tot buitengewoon Raad van Indië, en in dat zelfde jaar vernielde en veroverde hij op de kust van Indië eerst 40 Portugésche fregatten en behaalde daarna bij Goa de overwinning op 5 Portugésche galjoenen.

In October 1654 verzocht hij zijn ontslag uit de dienst der Compagnie, hetwelk hem op eervolle wijze werd toegestaan; in Januarij 1655 verliet hij als admiraal over 14 schepen Batavia en kwam in September van dat jaar in het Vlie aan.

Ingevolge aanzoek van de bewindhebbers der meergenoemde Compagnie ging van Goens in November 1656 op nieuw naar Oost-Indië en wél als buitengewoon Raad van Indië, tevens met de opdragt om het etablissement dier Compagnie aan de Kaap de Goede Hoop te inspectéren; in Maart en April 1657 hield hij die inspectie en bragt te dier zake een allerbelangrijkst verslag uit. Den lsten Julij van dat jaar kwam hij te Batavia aan en werd spoedig daarop als commissaris-superintendent, admiraal en veldoverste naar de kusten van Indië, Ceylon, Bengalen en Malacca gezonden. Hij behaalde onderscheidene overwinningen op de Portugezen, waardoor de Compagnie in het bezit kwam van Ceylon en vele plaatsen op de kusten van Coromandel en Malabar, zooals: Tutucoryn, Negapatnam, Coulang en Cochin.

Inmiddels was van Goens in 1659 tot Raad van Indië bevorderd; in 1664 werd hij benoemd tot gouverneur van Ceylon en in 1672 tot Superintendent, admiraal en veldoverste van Ceylon, Malabar en Coromandel, terwijl hij in dat jaar de Fransche vloot onder La Haye sloeg. In 1675 werd hij directeur-generaal en in 1678, na den dood van Maatsuyker, gouverneur-generaal. Zijne wankelende gezondheid noodzaakte hem echter weldra zijn ontslag te vragen, hetwelk hem met een zeer loffelijk getuigschrift werd verleend.

In November 1681 verliet hij Batavia als admiraal der retourvloot en kwam in 1682 in Nederland aan.Reeds den 14den November van dat jaar overleed hij te Amsterdam.

Men kent hem eene eereplaats toe onder de vele merkwaardige mannen, die zich verdienstelijk hebben gemaakt jegens de OostIndische Compagnie en het Vaderland.

Rijklof van Goens, oudsten zoon van den voorgaanden, den llden Junij 1642 te Batavia geboren. Hij ontving zijne opvoeding in Nederland, keerde in 1656 met zijn vader naar Batavia terug als assistent in dienst der Compagnie, werd na het bekleeden van verschillende andere betrekkingen, in 1665 dessave of landdrost van Colombo op Ceylon en kwam in 1669 weder in Nederland.

In 1670 keerde hij op aanzoek van de Bewindhebbers der Compagnie als buitengewoon Raad van Indië en gouverneur van Ceylon naar Oost-Indië terug, werd door hen in 1679 benoemd tot commissaris-generaal van geheel Indië en kreeg op zijn verzoek in 1680 ontslag uit de dienst der Compagnie. In 1684 kwam hij als Raad van Indië te Batavia terug en overleed in 1687 op de reis vandaar naar Nederland.

Volkert van Goens, tweeden zoon van Rijklof van Goens den gouverneur-generaal, geboren den 20sten October 1644 te Batavia. Hij werd in 1677 lid van den Raad van Justitie aldaar en kwam in 1680 in Nederland terug. Daarna was hij lid in de Vroedschap te Schiedam en commissaris van de monstering.

Rijklof Michaël van Goens, zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Utrecht den 21sten November 1670, was vice-president van den Raad van Justitie te Batavia en keerde in 1709 als admiraal der retourvloot in Nederland terug. Hij liet o.a. vier zonen na, namelijk: Volkert Melchior, Rijklof Gerbrand, Daniël François en Jan Hendrik.

Rijklof Cornélis van Goens, zoon van den zooeven vermelden Volkert Melchior. Hij werd geboren den 7den Maart 1753 te Amsterdam, is den 10den October 1803 aldaar overleden en was commissaris van den Schouwburg ter genoemde plaats. Hij is bekend als dichter en schreef onder anderen: „De landman rechter, tooneelspel naar het Fransch (1795)”, — „De betooverende lamp, groot ballet-pantomime, (1797, 2de druk 1825)”, — „De tweede Tartuffe of de schuldige moeder, tooneelspel naar het Fransch (1797)”, — „Circe, groot balletpantomine (1798)”, — „Laurette of de onschuldige] liefde, ballet-pantomime naar het Fransch (1798)”, — „De ridder Bayard, tooneelspel naar het Fransch (1798)”, — „De afgelegene landhoeve, tooneelspel (1802)”, — en „Arlequin in het Serail, tooneeelspel (1803)”.

Rijklof Michaël van Goens, zoon van den vroeger vermelden Daniël François. Hij werd geboren te Utrecht den I2den Mei 1748, studeerde aldaar en te Leiden in de letteren en onderscheidde zich zoozeer door zijne talenten, dat hij in 1766 reeds benoemd werd tot buitengewoon hoogleeraar in de geschiedenis, welsprekendheid en Grieksche taal te Utrecht. Hij verzamelde eene kostbare boekerij, die uit ongeveer 19000 deelen bestond, nam in 1776 zijn ontslag als hoogleeraar en werd kort daarna lid van de Vroedschap in zijne geboorteplaats. Ook bedankte hij voor den titel van Roomsch Keizerlijk-Koninklijk Hofraad, hem door Maria Theresia geschonken.

Bij de staatkundige onlusten van dien tijd koos. hij de zijde van den stadhouder Willem V, en dit berokkende hem zoovele onaangenaamheden dat hij in 1783 zijn ontslag verzocht en verkreeg als lid van de Vroedschap te Utrecht; ja men wist hem zoo zwart te maken, dat hij den raad ontving om zich uit Nederland te verwijderen. Nadat hij eerst eenigen tijd te ’s Hage had vertoefd, begaf hij zich in 1786 naar Zwitserland, sloot er vriendschap met Lavater en vestigde zich te Basel. In 1795 stelde hij zich onder de hoede van den prins von Dalberg, stadhouder te Erfurt; in 1797 kwam van Goens te Dresden en later aan het Hof van den graaf Christian Friedrich von StolbergWernigerode, die hem huisvesting verschafte, eerst op zijn slot, vervolgens te Wernigerode, waar van Goens den 25sten Julij 1810 overleed.

Zijne bibliotheek was reeds in 1776 verkocht en zijne nagelatene handschriften werden volgens zijn testament het eigendom van Daniël François van Alphen, zoon van Hiéronymus van Alphen en Johanna Maria van Goens, zuster van Rijklof Michaël van Goens. Behalve een paar Latijnsche verhandelingen, leverde hij voor de pers: „Moses Mendelssohn. Verhandeling over het verhevene en naïve in de fraaije wetenschappen (1774)”, een werk dat hem hevige aanvallen op den hals haalde, — „Berigt van den Professor van Goens rakende de recensie van zijne vertaling van de Verhandeling van Moses Mendelssohn”, — „Catalogue fait sur un plan nouveau systématique et raisonné d’une Bibliothèque de littérature (1776) 2 dln”, — „Politiek Vertoog over het waar sistema van de stad Amsterdam enz. benevens consideratiën over den tegenwoordigen oorlog en het voorgevallene in de jaren 1777—1780, mitsgaders over de geheime onderhandelingen enz. (1781)”, welk werk aanleiding gaf tot het verschijnen van een aantal schimpschriften, waaronder: „Le Voici of pourtrait en bijzonderheden aangaande den politiek vertoog3chrijver R. M. van Goens enz. (1782)”, — voorts schreef' hij: „Ueber moralischen Ehebruch, Weiber Unbestand u. s. w.”, welk werk in 1811 in het licht is verschenen, terwijl de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden eenige handschriften van van Goens bezit.

Van eene door hem in het Engelsch geschrevene eigene levensbeschrijving, getiteld: „Some memorandums of my life. Part the first (1789)”, is eene vertaling in het Nederduitsch opgenomen in de werken van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant (1867).

Rijklof Jan Cornélius van Goens, kleinzoon van den reeds vermelden Jan Hendrik. Hij werd den 26sten Augustus 1793 te ’s Hage geboren, genoot zijne opleiding aan de militaire school te Hondsholredijk, was op 18-jarigen leeftijd luitenant bij het Fransche leger in Spanje, werd den 6den November 1811, bij eene verkenning door Spaansche troepen onder generaal Mina gevangen genomen en in den nacht van den 8sten op den 9den December daaraanvolgende door de Spanjaarden uit weêrwraak doodgeschoten.

< >