Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Goenong-Teboer

betekenis & definitie

Goenong-Teboer is de naam van een rijk op de noordoostkust van Bomeo, in het gewest Berou. Het grenst ten noorden aan Boeloengan, ten westen aan het Middellandsch gebergte, ten zuiden aan de Koeran-rivier en ten oosten aan de zee, en telt op 260 □ geogr. mijl ongeveer 20000 inwoners. Deze zijn ten getale van 8000 aan de kust en langs de rivieren gevestigd en aan het gezag van een sultan onderworpen, terwijl de overige 12000 in de 2 landschappen Taman en Hawoeankaloe gehoorzamen aan de daarover gestelde radja’s. Het geheele rijk ligt op het stroomgebied van de Koeran met haar 2 hoofdtakken.

Men verbouwt er rijst, tabak, aardvruchten, maïs en suikerriet. Voorts leveren de bosschen er goede houtsoorten, rotan, getah-pertsja en wat katoen, — en de bodem bevat er goud, steenkolen en ijzer. In de bosschen vindt men er herten, reeën, beeren, rhinócerossen, varkens, apen, slangen en verschillende vogels. De handel geschiedt er met praauwen, — meerendeels op Sollok en Celebes. Gebaande wegen zoekt men er te vergeefs, en in het binnenland verheffen zich vele bergen, terwijl eindelijk 16 langs de kust gelegen eilanden ook tot dit rijk behoren. — Het dorp Goenong Téboer, aldaar in het binnenland aan de Segah-rivier gelegen, telt 50 huizen en is de hoofdplaats des rijks en de residentie van den sultan.

< >