Glümer. Onder dezen naam vermelden wij:
Adolf von Glümer, een Pruissisch Iuitenantgeneraal en de telg van een Brunswijksch geslacht. Hij werd geboren te Lengfeld den 5den Junij 1814, bezocht de scholen te Halberstadt en te Magdeburg, trad in 1831 in dienst en klom weldra op, zoodat hij in 1856 als generaal majoor tegen Oostenrijk te velde trok. Hij nam deel aan dien oorlog, bezette voorts Mainz, en werd daarna kommandant van Trier. Terstond bij den aanvang van den Duitsch-Franschen oorlog streed hij den 6den Augustus bij Forbach en veroverde den volgenden morgen die plaats. Voorts vocht hij bij herhaling onder de wallen van Metz en werd aanvoerder der Badensche legerafdeeling.
Hiermede trok hij derwaarts en leverde den 18den December een voorspoedigen, maar Moedigen slag bij Nuits, die hem eene wond in den bovenarm bezorgde. Met het korps van von Werder volbragt hij de geforceerde marschen naar Vesoul en Lure en streed den 9den Januarij 1871 bij Villersexel. Toen den 15den Januarij de gewigtige strijd van het korps van von Werder een aanvang nam, vooral in den omtrek van Montbéiiard, werd Glümer uit Héricourt derwaarts gezonden, om het hevel over deze bedreigde positie op zich te nemen. Hij volvoerde dezen last op eene roemrijke wijze, vormde, bij de vervolging van Bourbaki, met zijne divisie een muur ten westen van Belfort en had bij het sluiten van den wapenstilstand zijn hoofdkwartier te Dôle gevestigd. Na den vrede zag hij zich met eerbewijzen overladen en tot kommandant van Freiburg in de Breisgau benoemd.
Claire von Glümer, eene Duitsche schrijfster. Zij werd geboren te Blankenburg den 28sten October 1825 en is eene dochter van Weddo von Glümer, die wegens zijne liberale beginselen Duitschland verlaten moest, en zich in Zwitserland en daarna te Weiszenburg in den Elzas vestigde. Hier bezocht Claire eene school en begaf zich voorts in 1841 naar haren grootvader te Wolfenbüttel. Bij het uitbarsten der volksbewegingen in 1848 keerde haar vader naar Duitschland terug, ontbood in November zijne dochter naar Frankfort en belastte haar met het schrijven der „Berigten van het Parlement” in de „Magdeburger Zeitung”, hetwelk zij tot aan den dag der Keizerskeuze voortzette. Tevens schreef zij vertalingen en novellen, en ging in 1856 naar Dresden. Toen zij hier haren broeder Bodo, wegens het Meioproer tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld, bij het ontvlugten behulpzaam was, werd zij uit Saksen verbannen. Nu vestigde zij zich te Wolfenbüttel tot in 1859, toen haar broeder vergiffenis ontving, hetgeen haar gelegenheid gaf, om naar Dresden terug te keeren. Zij schreef: „Aus den Pyrenäen (1854, 2 dln)”, — „Mythologie der Deutschen (1856)”, — „Berühmte Frauen (1856)”, — „Erinnerungen an Wilhelmine Schröder-Devrient (1862)”, — „Aus der Bretagne (1867)”, — „Novellen (1869, 3 dln)”, — en een aantal vertalingen uit het Fransch en Engelsch. — Ook hare moeder Charlotte von Glümer, geboren Spohr, heeft zich onder den pseudonym Tolstay en onder haar eigen naam als schrijfster bekend gemaakt.