Gleuns (Willem), een verdienstelijk Nederlandsch wis- en natuurkundige, geboren den 19den Januarij 1808, ontving zijne opleiding aan de académie Minerva te Groningen, woonde tevens sommige lessen bij van den Directeur der Departements-kweekschool aldaar, deed in 1827 examen in de wiskunde voor lager onderwijs, en gaf privaatlessen in die wetenschap, terwijl hij tevens met een deel van het wiskundig onderrigt aan de académie Minerva belast werd. In 1837 promoveerde hij aan de hoogesehool te Groningen tot doctor in de wis- en natuurkunde, en in 1866 zag hij zich benoemd tot leeraar aan de Gemeentelijke Burgerdag- en avondschool aldaar, — in welke betrekking hij nog steeds werkzaam is.
Van 1828 tot 1861 was hij tevens leeraar aan de Departementskweekschool, en toen deze in laatstgenoemd jaar door eene Rijkskweekschool vervangen werd, droeg men hem aan deze inrigting het onderwijs op in de wiskunde en sterrekundige aardrijkskunde. In 1843 werd hij lid der Commissie van Onderwijs in de provincie Groningen en schoolopziener in het 4de district, hetwelk hij bij de invoering der wet van 1857 met het 6de verwisselde. In 1844 benoemde men hem tot honorair lid van het Nederlandsch onderwijzersgenootschap, en van 1850 tot 1858 nam hij bij dat genootschap de betrekking waar van secretaris bij het Hoofdbestuur. In 1836 werd hij eerelid van het Natuurkundig Genootschap te Groningen en in 1870 secretaris van het Bestuur, — en in 1864 lid van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap.
Behalve een aantal opstellen in tijdschriften, schreef hij: „Beschouwing van ’t Heelal of volksleesboek over de sterrekunde (1834, omgewerkt in 1848)”, — „Iets over de Kometen (1835)”, — „Schoolliederen met muziek van Rijkens (1834 2 bundels)”, — Twee- en driestemmige zangstukjes met muziek van D. Muller (1835), — Dissertatio de maculis solaribus (1837)” — „Het Harzgebergte en de Rijnstroom enz. (2 dln, 1839),” — „Dichtbundel, verzameld uit de werken van oud-vaderlandsche dichters (1845, 4de druk 1860)”, —„De tafeldans en tafelspraak enz. (1854)”, —„Het mundomotorium, enz. (1854)” — „Leerboek der Meetkunde (1856, 3de druk 1863)”, — „Het Heelal en zijne wonderen, naar Diesterweg (1857, 3de druk 1869, 2 dln)”, — “Rekenkundige oefeningen (1868)”, — „Leiddraad bij het onderwijs in de wis- of sterrekundige aardrijkskunde (1870)”, en „Beweegkunde,” uitgegeven van wege het Nederlandsch Onderwijzersgenootschap (1870)”.