Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gijsius

betekenis & definitie

Gijsius (Johannes), die in 1610 predikant werd te Streefkerk in den Alblasserwaard en er in 1652 overleed, was een ijverig beoefenaar der vaderlandsche geschiedenis. Hij schreef: „Oorsprong en voortgang der Nederlantscher Beroerten ende Ellendigheden, waarin vertoond worden de voornaamste tirannijen, moorderijen ende andere onmenschelycke wreetheden, die onder het gebiedt van Philips de II coninck van Spaengen door sijne stathouders in ’t werck ghestelt sijn geduyrende deze Nederlantsche troublen en oirlogen enz. (1616)”, — welk boek 3 jaar later in het Latijn in het licht verscheen onder den titel: „Origo et historia Belgicorum tumultuum etc. Accedit historia tragica de furoribus Gallicis,doctore Eermundo Frisio”. Ten onregte hebben sommigen gemeend, dat het Nederlandsche werk slechts eene vertaling van het Latijnsche en dit laatste niet van Gijsius is.

Alleen de „Historia tragica” is niet van hem afkomstig, maar werd reeds in 1573 te Edinburg in het licht gegeven door Ernestus Varamundus, een Fries. In 1626 bezorgde Gijsius eene tweede uitgave van het Nederlandsche werk, en in 1641 verscheen een tweede druk van de „Origo”. Zijn boek loopt van 1555 tot 1598 en vermeldt vele bijzonderheden, terwijl de schrijver een ijverig voorstander der vrijheid schijnt te wezen. Ook leverde Gijsius eene uitgave van het „Martelaarsboek” van Adriaen van Haemstede, terwijl Ab Utrecht Dresselhuis verzekert, dat Gijsius de „Historiën der vromer martelaren enz. door J. S. (Dordrecht, bij François Boels, 1643)” tot grondslag voor zijn martelaarsboek, gelegd heeft. Hij overleed in 1652.

< >