Gegenbaur (Anton von), een verdienstelijk historieschilder, geboren in 1800 te Wangen in Würtemberg, ontving zijne opleiding aan de academie te München, en schilderde in dien tijd een altaarstuk voor zijne geboortestad, den heiligen Sebastiaan voorstellende, en vervolgens twee herders naar de „Idyllen" van Geszner. Van 1823 tot 1826 zette hij zijne studie voort te Rome, waar hij zich vooral onderscheidde door zijn fraai coloriet, zooals blijkt uit eenige tafereelen uit het Oude Testament, welke zich thans op het Koninklijk paleis te Stuttgart bevinden. Na zijn terugkeer belastte de Koning van Würtemberg hem met de taak, om het kasteel Rosenstein met fresco’s te versieren. Hij ontleende de onderwerpen voor deze aan de mythologie, en deze kunstgewrochten geven getuigenis van eene rijke verbeelding, van correctheid en bevalligheid van teekening en van een schitterend coloriet.
Van 1829 tot 1335 toefde hij weder te Rome, waar hij vooral encaustische en fresco-schilderijen vervaardigde, zooals „Hercules en Omphale”, — „Amor en Psyche”, — de „Hemelvaart van Maria”, — onderscheidene „Madonna’s”, — eene „Kruisiging van Christus”, enz. In 1835 werd hij te Stuttgart tot hofschilder benoemd en versierde er de zalen van het Koninklijk paleis met uitmuntende fresco’s uit de geschiedenis van Würtemberg. Tot zijne fraaiste stukken in olieverf behooren: Eene „Slapende Venus en twee Satyrs”, beroemd wegens de voortreffelijke carnatie, — onderscheidene kleine voorstellingen van Venus,— eene „Leda”, — en een groot altaarstuk, „De Heilige Maagd met het kind”, voor de Kerk te Wangen. Ook schilderde hij vele fraafle portretten. Onder de meesters in het fresco-schilderen bekleedt hij den eersten rang.