Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Garou-bast

betekenis & definitie

Garou-bast (Cortex Mezerei, Cortex Garou) noemt men in de geneeskunde den bast van het peper- of garouboompje (Daphne Mezereum L.), een heester, die tot de familie der Thymeleën behoort. Hij komt ook in ons land hier en daar in het wild voor, maar wordt in vele tuinen gekweekt om zijne fraaije, welriekende, roode of witte, trechtervormige bloemen, die doorgaans drietallig op de bruinachtige, nog bladerlooze takken zijn geplaatst en tot de eerstelingen der lente behooren. Later draagt hij kleine, roode of gele bessen.

De garou-bast komt in den handel voor in lange tot ballen of bosjes zamengerolde strooken; hij is dun en taai, dwars-gerimpeld, groenrosachtig van kleur, hier en daar met vlekjes geteekend. Het binnenste gedeelte bestaat uit taaije vezels met fijne uitsteeksels, die, in de huid dringende, eene ondragelijke jeukte veroorzaken. Deze bast wordt vooral aangevoerd uit Languedoc, waar men dien ook van andere Daphne-soorten verkrijgt. Inwendig wordt hij slechts zelden voorgeschreven, — doch des te meer gebruikt men hem uitwendig als blaartrekkend middel, terwijl men de daaruit bereide garou-zalf bezigt, om de ettering van fontanellen te onderhouden. Voorheen waren ook de wortels, de bladeren en de bessen in de geneeskunde in gebruik. Het is hoogst gevaarlijk, zulke peperboompjes in een tuin te hebben, waar zij onder het bereik komen van kinderen, daar de rijpe bessen veel op aalbessen gelijken, en het gebruik daarvan eene hevige ontsteking in maag en ingewanden en alligt den dood veroorzaken kan.

< >